Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für uitdruipen (Niederländisch) ins Spanisch
uitdruipen:
-
uitdruipen (afdruppelen; afdruipen; uitdruppelen)
-
uitdruipen (uitlekken; afdruipen; afdruppelen; uitdruppelen)
Konjugationen für uitdruipen:
o.t.t.
- druip uit
- druipt uit
- druipt uit
- druipen uit
- druipen uit
- druipen uit
o.v.t.
- droop uit
- droop uit
- droop uit
- dropen uit
- dropen uit
- dropen uit
v.t.t.
- ben uitgedropen
- bent uitgedropen
- is uitgedropen
- zijn uitgedropen
- zijn uitgedropen
- zijn uitgedropen
v.v.t.
- was uitgedropen
- was uitgedropen
- was uitgedropen
- waren uitgedropen
- waren uitgedropen
- waren uitgedropen
o.t.t.t.
- zal uitdruipen
- zult uitdruipen
- zal uitdruipen
- zullen uitdruipen
- zullen uitdruipen
- zullen uitdruipen
o.v.t.t.
- zou uitdruipen
- zou uitdruipen
- zou uitdruipen
- zouden uitdruipen
- zouden uitdruipen
- zouden uitdruipen
diversen
- druip uit!
- druipt uit!
- uitgedropen
- uitdruipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für uitdruipen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
escurrir | afdruipen; afdruppelen; uitdruipen; uitdruppelen | |
gotear | afdruipen; afdruppelen; uitdruipen; uitdruppelen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
escurrir | afgieten; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; klemmen; knellen; met iemand worstelen; omklemmen; uitwringen; worstelen; wringen | |
filtrarse | afdruipen; afdruppelen; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken | doordouwen; doordringen; doorsijpelen; doorzetten; filteren; penetreren |
gotear | afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; lek zijn; lekken; sijpelen; uitdruppelen; weglekken | |
resudar | afdruipen; afdruppelen; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken | wegsijpelen |
rezumar | afdruipen; afdruppelen; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken | dreinen; drenzen; dwingend huilen; jengelen; uitbeitelen; uitbikken; wegsijpelen |