Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. tam:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für tam (Niederländisch) ins Spanisch

tam:

tam Adjektiv

  1. tam
    manso; obediente; domesticado; dócil; sumiso; en celo; dúctil; amansado; bien dispuesto; de buena voluntad

Übersetzung Matrix für tam:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
amansado tam
bien dispuesto tam bereidwillig; dienstvaardig; genoeglijk; op een aardige manier; tegemoetkomend; toeschietelijk; vriendelijk; welwillend
de buena voluntad tam
domesticado tam
dócil tam buigzaam; flexibel; gedwee; gelaten; gewillig; inschikkelijk; kneedbaar; lijdzaam; meegaand; onderworpen; soepel; toegeeflijk; toegevend; volgzaam; vormbaar
dúctil tam buigbaar; flexibel; gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; onderworpen; soepel; toegeeflijk; toegevend; volgzaam
en celo tam bronstig; krols; loops
manso tam bedaard; gedeisd; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen; stil; vredig; vreedzaam
obediente tam braaf; deugdzaam; dienstbaar; eerlijk; fideel; gedienstig; gedwee; gehoorzaam; gewillig; inschikkelijk; kneedbaar; lief; meegaand; openhartig; oprecht; rondborstig; slaafs; soepel; toegeeflijk; toegevend; trouwhartig; volgzaam; voorbeeldig; vormbaar; zoet
sumiso tam bescheiden; bijkomstig; dienstbaar; dienstwillig; gedomineerd; geduldig; gedwee; inferieur; kalm afwachtend; meegaand; nederig; niet hoogmoedig; onderdanig aan; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen; volgzaam; willig

Verwandte Wörter für "tam":


Wiktionary Übersetzungen für tam:


Cross Translation:
FromToVia
tam domesticado; manso tame — not wild