Niederländisch
Detailübersetzungen für strikt (Niederländisch) ins Spanisch
strikt:
-
strikt (stringent; dwingend; bindend; streng)
-
strikt (volgens de regels; streng)
-
strikt (streng; stringent; onvermurwbaar)
-
strikt (punctueel; stipt; precies; exact)
puntual; estricto; riguroso; escrupuloso; puntualmente-
puntual Adjektiv
-
estricto Adjektiv
-
riguroso Adjektiv
-
escrupuloso Adjektiv
-
puntualmente Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für strikt:
Verwandte Wörter für "strikt":
strikt form of strikken:
-
strikken (in de val laten lopen)
-
strikken (knevelen; binden; vastbinden; vastmaken; knopen)
-
strikken (vastknopen; aan elkaar knopen; knopen; aan elkaar binden)
Konjugationen für strikken:
o.t.t.
- strik
- strikt
- strikt
- strikken
- strikken
- strikken
o.v.t.
- strikte
- strikte
- strikte
- strikten
- strikten
- strikten
v.t.t.
- heb gestrikt
- hebt gestrikt
- heeft gestrikt
- hebben gestrikt
- hebben gestrikt
- hebben gestrikt
v.v.t.
- had gestrikt
- had gestrikt
- had gestrikt
- hadden gestrikt
- hadden gestrikt
- hadden gestrikt
o.t.t.t.
- zal strikken
- zult strikken
- zal strikken
- zullen strikken
- zullen strikken
- zullen strikken
o.v.t.t.
- zou strikken
- zou strikken
- zou strikken
- zouden strikken
- zouden strikken
- zouden strikken
en verder
- ben gestrikt
- bent gestrikt
- is gestrikt
- zijn gestrikt
- zijn gestrikt
- zijn gestrikt
diversen
- strik!
- strikt!
- gestrikt
- strikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze