Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
dureza
|
stijfte
|
dapperheid; eelt; eeltlaag; eeltplek; gehardheid; gestaaldheid; gestrengheid; grofheid; hardhandigheid; koenheid; kranigheid; moed; onbarmhartigheid; onverbiddelijkheid; onversaagdheid; ruw van makelij; ruwheid; strengheid; taaiheid; uithoudingsvermogen; verhardheid; verstoktheid
|
entumecimiento
|
stijfte
|
harkerigheid; houterigheid; starheid; verstijfdheid; verstijving
|
inflexibilidad
|
stijfte
|
bokkigheid; harkerigheid; houterigheid; onbuigzaamheid; onvermurwbaarheid; onverzettelijkheid; onwrikbaarheid; starheid; stijfheid; strafheid; stugheid; stuursheid
|
intransigencia
|
stijfte
|
bokkigheid; harkerigheid; houterigheid; onbuigzaamheid; onverzettelijkheid; starheid
|
punibilidad
|
stijfte
|
gestrengheid; onverbiddelijkheid; strengheid
|
rigidez
|
stijfte
|
bekrompenheid; bokkigheid; geborneerdheid; gestrengheid; kleingeestigheid; kleinzieligheid; onbuigbaarheid; onbuigzaamheid; onverbiddelijkheid; onverzettelijkheid; strengheid
|
tenacidad
|
stijfte
|
aanhouden; betrouwbaarheid; bokkigheid; degelijkheid; deugdelijkheid; doorzettingsvermogen; harkerigheid; houterigheid; soliditeit; starheid; stevigheid; taaiheid; trekvastheid; uithouding; vasthoudendheid; verbetenheid; volhardendheid; volharding
|
tirantez
|
stijfte
|
begeren; bokkigheid; gespannenheid; harkerigheid; houterigheid; lust; smachten; spanning; starheid; strakheid; verlangen; wensen; zetmeel; zucht
|
torpeza
|
stijfte
|
boersheid; gebroddel; gehannes; geklungel; gestuntel; harkerigheid; houterigheid; onbeholpenheid; onhandigheid; onwellevendheid; starheid
|