Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. sleur:
  2. sleuren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für sleur (Niederländisch) ins Spanisch

sleur:

sleur [de ~ (m)] Nomen

  1. de sleur
    la rutina

Übersetzung Matrix für sleur:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
rutina sleur eentonigheid; eenvormigheid; ervaring; monotonie; ondervinden; ondervinding; praktijk; routine; saaiheid; stereotype; uniformiteit; vast patroon

Verwandte Wörter für "sleur":


sleur form of sleuren:

sleuren Verb (sleur, sleurt, sleurde, sleurden, gesleurd)

  1. sleuren

Konjugationen für sleuren:

o.t.t.
  1. sleur
  2. sleurt
  3. sleurt
  4. sleuren
  5. sleuren
  6. sleuren
o.v.t.
  1. sleurde
  2. sleurde
  3. sleurde
  4. sleurden
  5. sleurden
  6. sleurden
v.t.t.
  1. heb gesleurd
  2. hebt gesleurd
  3. heeft gesleurd
  4. hebben gesleurd
  5. hebben gesleurd
  6. hebben gesleurd
v.v.t.
  1. had gesleurd
  2. had gesleurd
  3. had gesleurd
  4. hadden gesleurd
  5. hadden gesleurd
  6. hadden gesleurd
o.t.t.t.
  1. zal sleuren
  2. zult sleuren
  3. zal sleuren
  4. zullen sleuren
  5. zullen sleuren
  6. zullen sleuren
o.v.t.t.
  1. zou sleuren
  2. zou sleuren
  3. zou sleuren
  4. zouden sleuren
  5. zouden sleuren
  6. zouden sleuren
en verder
  1. ben gesleurd
  2. bent gesleurd
  3. is gesleurd
  4. zijn gesleurd
  5. zijn gesleurd
  6. zijn gesleurd
diversen
  1. sleur!
  2. sleurt!
  3. gesleurd
  4. sleurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für sleuren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
atraer lokken; verleiden
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arrastrar sleuren aanslepen; erdoor halen; omhooghalen; ophalen; rukken; slepen; trekken; versjouwen; voorttrekken
atraer sleuren aantrekken; bijtrekken; dichtbijlokken; erbij trekken; lokken; naar zich toe trekken; naartoe trekken; rekruteren; ronselen; rukken; tevoorschijn lokken; trekken

Verwandte Wörter für "sleuren":


Verwandte Übersetzungen für sleur