Niederländisch
Detailübersetzungen für schoten (Niederländisch) ins Spanisch
schoten:
Übersetzung Matrix für schoten:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
pinchazos | scheuten; schoten; spruiten; stekken | |
punzada | scheuten; schoten; spruiten; stekken | injectie; inspuiting; prik; spuitje |
Verwandte Wörter für "schoten":
schoten form of schot:
-
de schot (tussenschot; afscheiding; beschot; tussenmuur)
la pared; la raya; la cosecha; el disparo; la separación; el chute; el enmaderamiento; la cara; el revestimiento de madera; el pequeño tabique
Übersetzung Matrix für schot:
Verwandte Wörter für "schot":
Verwandte Definitionen für "schot":
schieten:
-
schieten (schoten lossen; vuren; afvuren; afschieten)
Konjugationen für schieten:
o.t.t.
- schiet
- schiet
- schiet
- schieten
- schieten
- schieten
o.v.t.
- schoot
- schoot
- schoot
- schoten
- schoten
- schoten
v.t.t.
- heb geschoten
- hebt geschoten
- heeft geschoten
- hebben geschoten
- hebben geschoten
- hebben geschoten
v.v.t.
- had geschoten
- had geschoten
- had geschoten
- hadden geschoten
- hadden geschoten
- hadden geschoten
o.t.t.t.
- zal schieten
- zult schieten
- zal schieten
- zullen schieten
- zullen schieten
- zullen schieten
o.v.t.t.
- zou schieten
- zou schieten
- zou schieten
- zouden schieten
- zouden schieten
- zouden schieten
en verder
- ben geschoten
- bent geschoten
- is geschoten
- zijn geschoten
- zijn geschoten
- zijn geschoten
diversen
- schiet!
- schiett!
- geschoten
- schietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
schieten (vuren)