Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. rangschikken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für rangschikken (Niederländisch) ins Spanisch

rangschikken:

rangschikken Verb (rangschik, rangschikt, rangschikte, rangschikten, gerangschikt)

  1. rangschikken (classificeren)
  2. rangschikken

Konjugationen für rangschikken:

o.t.t.
  1. rangschik
  2. rangschikt
  3. rangschikt
  4. rangschikken
  5. rangschikken
  6. rangschikken
o.v.t.
  1. rangschikte
  2. rangschikte
  3. rangschikte
  4. rangschikten
  5. rangschikten
  6. rangschikten
v.t.t.
  1. heb gerangschikt
  2. hebt gerangschikt
  3. heeft gerangschikt
  4. hebben gerangschikt
  5. hebben gerangschikt
  6. hebben gerangschikt
v.v.t.
  1. had gerangschikt
  2. had gerangschikt
  3. had gerangschikt
  4. hadden gerangschikt
  5. hadden gerangschikt
  6. hadden gerangschikt
o.t.t.t.
  1. zal rangschikken
  2. zult rangschikken
  3. zal rangschikken
  4. zullen rangschikken
  5. zullen rangschikken
  6. zullen rangschikken
o.v.t.t.
  1. zou rangschikken
  2. zou rangschikken
  3. zou rangschikken
  4. zouden rangschikken
  5. zouden rangschikken
  6. zouden rangschikken
en verder
  1. ben gerangschikt
  2. bent gerangschikt
  3. is gerangschikt
  4. zijn gerangschikt
  5. zijn gerangschikt
  6. zijn gerangschikt
diversen
  1. rangschik!
  2. rangschikt!
  3. gerangschikt
  4. rangschikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

rangschikken [znw.] Nomen

  1. rangschikken (rangschikking)
    la clasificación; el escalafón; la fila; la jerarquía; el clasificar

Übersetzung Matrix für rangschikken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
clasificación rangschikken; rangschikking annexatie; arrangement; assemblage; assembleren; classificatie; hiërarchie; indeling; inlijving; karakterisering; klassement; klassenindeling; klassering; montage; opstelling; ordening; rang; rangorde; rangschikking; samenstelling; samenvoeging; schikking; typering; volgorde
clasificar rangschikken; rangschikking
escalafón rangschikken; rangschikking opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem
fila rangschikken; rangschikking aaneenschakeling; chocolade; chocoladereep; gelid; keten; rang; rangorde; record; reeks; reep; rij; rij manschappen; rijtje; serie
jerarquía rangschikken; rangschikking hiërarchie; rang; rangorde; volgorde
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
clasificar classificeren; rangordenen; rangschikken arrangeren; ficheren; groeperen; herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; indelen; klasseren; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; ordenen; plaatsen; rangeren; schiften; sorteren; systematiseren; uitzoeken
clasificar por orden de prioridad rangschikken
ordenar classificeren; rangordenen; rangschikken aanvoeren; afdoen; afhandelen; afkondigen; arrangeren; belasten; bergen; beslechten; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; dicteren; dwingen; ficheren; forceren; gebieden; gelasten; groeperen; indelen; instructie geven; instrueren; klusje opknappen; klussen; leiden; leidinggeven; op orde brengen; opdracht geven; opdragen; opknappen; opruimen; ordenen; ordonneren; rangeren; renoveren; restaureren; schiften; sorteren; systematiseren; twist uit de weg ruimen; uitzoeken; verordenen; verordineren; verordonneren; voorschrijven

Wiktionary Übersetzungen für rangschikken:

rangschikken
verb
  1. een bepaalde volgorde in iets aanbrengen

Cross Translation:
FromToVia
rangschikken clasificar; encasillar classify — to identify or divide into classes
rangschikken ordenar sort — arrange in order