Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. prolongeren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für prolongeren (Niederländisch) ins Spanisch

prolongeren:

prolongeren Verb (prolongeer, prolongeert, prolongeerde, prolongeerden, geprolongeerd)

  1. prolongeren (duur verlengen; verlengen)
  2. prolongeren (voortzetten; continueren; doorgaan; verdergaan; vervolgen)

Konjugationen für prolongeren:

o.t.t.
  1. prolongeer
  2. prolongeert
  3. prolongeert
  4. prolongeren
  5. prolongeren
  6. prolongeren
o.v.t.
  1. prolongeerde
  2. prolongeerde
  3. prolongeerde
  4. prolongeerden
  5. prolongeerden
  6. prolongeerden
v.t.t.
  1. heb geprolongeerd
  2. hebt geprolongeerd
  3. heeft geprolongeerd
  4. hebben geprolongeerd
  5. hebben geprolongeerd
  6. hebben geprolongeerd
v.v.t.
  1. had geprolongeerd
  2. had geprolongeerd
  3. had geprolongeerd
  4. hadden geprolongeerd
  5. hadden geprolongeerd
  6. hadden geprolongeerd
o.t.t.t.
  1. zal prolongeren
  2. zult prolongeren
  3. zal prolongeren
  4. zullen prolongeren
  5. zullen prolongeren
  6. zullen prolongeren
o.v.t.t.
  1. zou prolongeren
  2. zou prolongeren
  3. zou prolongeren
  4. zouden prolongeren
  5. zouden prolongeren
  6. zouden prolongeren
en verder
  1. is geprolongeerd
  2. zijn geprolongeerd
diversen
  1. prolongeer!
  2. prolongeert!
  3. geprolongeerd
  4. prolongerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für prolongeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
alargar continueren; doorgaan; duur verlengen; prolongeren; verdergaan; verlengen; vervolgen; voortzetten opspannen; spannen; uitrekken; verlengen
continuar continueren; doorgaan; prolongeren; verdergaan; vervolgen; voortzetten aanhouden; continueren; doorgaan; doorrijden; doorwerken; doorzetten; een stapje verder gaan; standhouden; verdergaan; vervolgen; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren; voortgaan; voortzetten
hacer más largo duur verlengen; prolongeren; verlengen
prolongar continueren; doorgaan; duur verlengen; prolongeren; verdergaan; verlengen; vervolgen; voortzetten langer duren
prorrogar duur verlengen; prolongeren; verlengen verdagen
proseguir continueren; doorgaan; prolongeren; verdergaan; vervolgen; voortzetten berechten; daarnaast doen; de draad weer oppakken; doorwerken; een stapje verder gaan; hernemen; hervatten; verder doen; verdergaan; vervolgen
seguir continueren; doorgaan; prolongeren; verdergaan; vervolgen; voortzetten aanhouden; achternagaan; achternalopen; bijhouden; continueren; doorgaan; doorwerken; een stapje verder gaan; gehoorzamen; gevolg geven aan; imiteren; komen na; luisteren; nabootsen; nadoen; nakomen; nalopen; navolgen; opvolgen; verdergaan; vervolgen; volgen; voortgaan; voortzetten