Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- prikkend:
- prikken:
-
Wiktionary:
- prikken → picar, pinchar, pespuntear, coser a máquina, punzar
Niederländisch
Detailübersetzungen für prikkend (Niederländisch) ins Spanisch
prikkend:
Übersetzung Matrix für prikkend:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
picante | prikkend | gedurfd; geil; gekruid; gepeperd; gewaagd; hartig; heet; hitsig; kruidig; opgewonden; opwindend; pikant; pittig; scherp; scherp van smaak; seksueel opgewonden; sexy; smaak prikkelend; stekend; vlijmend; vlijmscherp |
prikkend form of prikken:
-
prikken (steken geven; steken)
Konjugationen für prikken:
o.t.t.
- prik
- prikt
- prikt
- prikken
- prikken
- prikken
o.v.t.
- prikte
- prikte
- prikte
- prikten
- prikten
- prikten
v.t.t.
- heb geprikt
- hebt geprikt
- heeft geprikt
- hebben geprikt
- hebben geprikt
- hebben geprikt
v.v.t.
- had geprikt
- had geprikt
- had geprikt
- hadden geprikt
- hadden geprikt
- hadden geprikt
o.t.t.t.
- zal prikken
- zult prikken
- zal prikken
- zullen prikken
- zullen prikken
- zullen prikken
o.v.t.t.
- zou prikken
- zou prikken
- zou prikken
- zouden prikken
- zouden prikken
- zouden prikken
diversen
- prik!
- prikt!
- geprikt
- prikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für prikken:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
picar | happen in; toehappen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
picar | prikken; steken; steken geven | aanbijten; aanleiding geven tot; aanvreten; afbedelen; afbikken; afsnijden; bikken; bomen kappen; doorsteken; een inkeping maken; erdoor steken; eten; hakken; houwen; inbijten; inetsen; inkepen; inkerven; invreten; kappen; kartelen; kartels krijgen; kepen; kerven; kietelen; kittelen; kriebelen; naar binnen werken; omhakken; ophitsen; provoceren; snijden; uitdagen; uitlokken; vellen; wegbikken |
Verwandte Wörter für "prikken":
Wiktionary Übersetzungen für prikken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• prikken | → picar; pinchar; pespuntear; coser a máquina; punzar | ↔ piquer — Traductions à trier suivant le sens |