Niederländisch
Detailübersetzungen für opwegen (Niederländisch) ins Spanisch
opwegen:
Konjugationen für opwegen:
o.t.t.
- weeg op
- weegt op
- weegt op
- wegen op
- wegen op
- wegen op
o.v.t.
- woog op
- woog op
- woog op
- wogen op
- wogen op
- wogen op
v.t.t.
- heb opgewogen
- hebt opgewogen
- heeft opgewogen
- hebben opgewogen
- hebben opgewogen
- hebben opgewogen
v.v.t.
- had opgewogen
- had opgewogen
- had opgewogen
- hadden opgewogen
- hadden opgewogen
- hadden opgewogen
o.t.t.t.
- zal opwegen
- zult opwegen
- zal opwegen
- zullen opwegen
- zullen opwegen
- zullen opwegen
o.v.t.t.
- zou opwegen
- zou opwegen
- zou opwegen
- zouden opwegen
- zouden opwegen
- zouden opwegen
diversen
- weeg op!
- weegt op!
- opgewogen
- opwegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opwegen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
compensar | opwegen | belonen; betalen; bezoldigen; bijspijkeren; compenseren; goedmaken; honoreren; inhalen; salariëren; vergoeden; verrekenen |
Computerübersetzung von Drittern: