Niederländisch
Detailübersetzungen für omhooglopen (Niederländisch) ins Spanisch
omhooglopen:
-
omhooglopen
Konjugationen für omhooglopen:
o.t.t.
- loop omhoog
- loopt omhoog
- loopt omhoog
- lopen omhoog
- lopen omhoog
- lopen omhoog
o.v.t.
- liep omhoog
- liep omhoog
- liep omhoog
- liepen omhoog
- liepen omhoog
- liepen omhoog
v.t.t.
- ben omhooggelopen
- bent omhooggelopen
- is omhooggelopen
- zijn omhooggelopen
- zijn omhooggelopen
- zijn omhooggelopen
v.v.t.
- was omhooggelopen
- was omhooggelopen
- was omhooggelopen
- waren omhooggelopen
- waren omhooggelopen
- waren omhooggelopen
o.t.t.t.
- zal omhooglopen
- zult omhooglopen
- zal omhooglopen
- zullen omhooglopen
- zullen omhooglopen
- zullen omhooglopen
o.v.t.t.
- zou omhooglopen
- zou omhooglopen
- zou omhooglopen
- zouden omhooglopen
- zouden omhooglopen
- zouden omhooglopen
diversen
- loop omhoog!
- loopt omhoog!
- omhooggelopen
- omhooglopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für omhooglopen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
subir | opklimmen; oprijden; stijgen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
caminar hacia arriba | omhooglopen | |
subir | omhooglopen | aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bevorderd worden; binnenrijden; bovenkomen; de hoogte ingaan; eindje meerijden; erop vooruit gaan; gedijen; groeien; groter worden; heffen; hijsen; hoger maken; hoger worden; hogerop komen; in de lucht omhoogstijgen; inrijden; lichten; naar boven gaan; naar boven rijden; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogleiden; omhoogrijden; omhoogschroeven; omhoogstappen; omhoogstijgen; omhoogvoeren; ontspinnen; opgaan; opheffen; ophijsen; ophogen; oprijden; oprijzen; opstijgen; optillen; opvliegen; opwaarts rijden; opzetten; rijzen; stijgen; tillen; toenemen; verhogen; vermeerderen; vooruitkomen; vorderen; zich opwerken |