Niederländisch
Detailübersetzungen für meegaand (Niederländisch) ins Spanisch
meegaand:
-
meegaand (inschikkelijk; soepel; gewillig; toegeeflijk; gedwee; toegevend)
indulgente; dúctil; manejable; condescendiente; obsequioso; obediente; flexible; complaciente; dócil; elástico-
indulgente Adjektiv
-
dúctil Adjektiv
-
manejable Adjektiv
-
condescendiente Adjektiv
-
obsequioso Adjektiv
-
obediente Adjektiv
-
flexible Adjektiv
-
complaciente Adjektiv
-
dócil Adjektiv
-
elástico Adjektiv
-
-
meegaand (buigzaam; flexibel; soepel)
flexible; dócil; doblegable; manejable; elástico-
flexible Adjektiv
-
dócil Adjektiv
-
doblegable Adjektiv
-
manejable Adjektiv
-
elástico Adjektiv
-
-
meegaand (gedwee; onderworpen; volgzaam)
dócil; sujeto a; sometido; subordinado; sumiso; indulgente; complaciente; dúctil-
dócil Adjektiv
-
sujeto a Adjektiv
-
sometido Adjektiv
-
subordinado Adjektiv
-
sumiso Adjektiv
-
indulgente Adjektiv
-
complaciente Adjektiv
-
dúctil Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für meegaand:
Verwandte Wörter für "meegaand":
meegaan:
-
meegaan (vergezellen; begeleiden; chaperonneren; volgen; geleiden; escorteren; meelopen)
Konjugationen für meegaan:
o.t.t.
- ga mee
- gaat mee
- gaat mee
- gaan mee
- gaan mee
- gaan mee
o.v.t.
- ging mee
- ging mee
- ging mee
- gingen mee
- gingen mee
- gingen mee
v.t.t.
- ben meegegaan
- bent meegegaan
- is meegegaan
- zijn meegegaan
- zijn meegegaan
- zijn meegegaan
v.v.t.
- was meegegaan
- was meegegaan
- was meegegaan
- waren meegegaan
- waren meegegaan
- waren meegegaan
o.t.t.t.
- zal meegaan
- zult meegaan
- zal meegaan
- zullen meegaan
- zullen meegaan
- zullen meegaan
o.v.t.t.
- zou meegaan
- zou meegaan
- zou meegaan
- zouden meegaan
- zouden meegaan
- zouden meegaan
diversen
- ga mee!
- gaat mee!
- meegegaan
- meegaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für meegaan:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
acompañar | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | aan mengsel toevoegen; afgeven; afleveren; begeleiden; bestellen; bezorgen; bijdoen; bijmengen; bijsluiten; bijvoegen; brengen; eindje meerijden; erbij voegen; insluiten; langs brengen; leiden; meebrengen; meerijden; meevoeren; oprijden; overhandigen; rondleiden; thuisbezorgen; toevoegen; voeren; wegbrengen |