Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für knoeien (Niederländisch) ins Spanisch

knoeien:

Konjugationen für knoeien:

o.t.t.
  1. knoei
  2. knoeit
  3. knoeit
  4. knoeien
  5. knoeien
  6. knoeien
o.v.t.
  1. knoeide
  2. knoeide
  3. knoeide
  4. knoeiden
  5. knoeiden
  6. knoeiden
v.t.t.
  1. heb geknoeid
  2. hebt geknoeid
  3. heeft geknoeid
  4. hebben geknoeid
  5. hebben geknoeid
  6. hebben geknoeid
v.v.t.
  1. had geknoeid
  2. had geknoeid
  3. had geknoeid
  4. hadden geknoeid
  5. hadden geknoeid
  6. hadden geknoeid
o.t.t.t.
  1. zal knoeien
  2. zult knoeien
  3. zal knoeien
  4. zullen knoeien
  5. zullen knoeien
  6. zullen knoeien
o.v.t.t.
  1. zou knoeien
  2. zou knoeien
  3. zou knoeien
  4. zouden knoeien
  5. zouden knoeien
  6. zouden knoeien
en verder
  1. is geknoeid
diversen
  1. knoei!
  2. knoeit!
  3. geknoeid
  4. knoeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für knoeien:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
actuar con torpeza klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen broddelen; prutsen; stoethaspelen
chafallar aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanmodderen; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; flodderen; neppen; omlijnen; prutsen; rommelen
chamarilear aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen
chapucear aanrommelen; aanrotzooien; kladden; knoeien; morsen; rotzooien; scharrelen; vlekken aanklooien; aanmodderen; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; broddelen; klooien; modderen; neppen; omlijnen; prutsen; rommelen; rotzooi maken; rotzooien
ensuciar kladden; knoeien; morsen; vlekken bedoezelen; bekladden; bemorsen; besmeren; besmeuren; bevlekken; bevuilen; bezoedelen; kladderen; kliederen; klodderen; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vuil maken; vuilmaken
ensuciarse kladden; knoeien; morsen; vlekken afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; keutelen; omlijnen; smerig worden; vies worden
farfullar aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanmodderen; bazelen; broddelen; er slap bijhangen; frommelen; lallen; mompelen; murmelen; murmeren; prutsen; raffelen; rommelen; slap hangen; wauwelen
frangollar aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanklooien; afbakenen; afpalen; afzetten; bedotten; begrenzen; klooien; neppen; omlijnen; rotzooien; tillen
hacer chapuzas aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen
hacer mal kladden; knoeien; morsen; vlekken aandoen; aanmodderen; afbakenen; afpalen; afzetten; bedotten; begrenzen; belasteren; benadelen; broddelen; duperen; grieven; iets misdoen; knauwen; krenken; kwaad doen; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; misdragen; misdrijven; nadeel toebrengen; nadelig zijn; neppen; omlijnen; pijn bezorgen; pijn doen; prutsen; rommelen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; tillen; zeer doen

Synonyms for "knoeien":


Verwandte Definitionen für "knoeien":

  1. door onhandigheid druppels of kruimels laten vallen1
    • Jan knoeit zo als hij kookt1

Wiktionary Übersetzungen für knoeien:


Cross Translation:
FromToVia
knoeien defraudar; estafar frauder — Traductions à trier suivant le sens
knoeien arruinar; chapucear; chafallar gâcher — maçonnerie|fr délayer du plâtre, du mortier avec de l’eau.