Niederländisch
Detailübersetzungen für het onderspit delven (Niederländisch) ins Spanisch
het onderspit delven:
het onderspit delven Verb (delf het onderspit, delft het onderspit, delfde het onderspit, delfden het onderspit, het onderspit gedelfd)
-
het onderspit delven (bezwijken; tenondergaan; afleggen)
-
het onderspit delven (strijd verliezen; tenondergaan)
Konjugationen für het onderspit delven:
o.t.t.
- delf het onderspit
- delft het onderspit
- delft het onderspit
- delven het onderspit
- delven het onderspit
- delven het onderspit
o.v.t.
- delfde het onderspit
- delfde het onderspit
- delfde het onderspit
- delfden het onderspit
- delfden het onderspit
- delfden het onderspit
v.t.t.
- heb het onderspit gedelfd
- hebt het onderspit gedelfd
- heeft het onderspit gedelfd
- hebben het onderspit gedelfd
- hebben het onderspit gedelfd
- hebben het onderspit gedelfd
v.v.t.
- had het onderspit gedelfd
- had het onderspit gedelfd
- had het onderspit gedelfd
- hadden het onderspit gedelfd
- hadden het onderspit gedelfd
- hadden het onderspit gedelfd
o.t.t.t.
- zal het onderspit delven
- zult het onderspit delven
- zal het onderspit delven
- zullen het onderspit delven
- zullen het onderspit delven
- zullen het onderspit delven
o.v.t.t.
- zou het onderspit delven
- zou het onderspit delven
- zou het onderspit delven
- zouden het onderspit delven
- zouden het onderspit delven
- zouden het onderspit delven
diversen
- delf het onderspit!
- delft het onderspit!
- het onderspit gedelfd
- het onderspit delvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze