Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. hallucineren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für hallucineren (Niederländisch) ins Spanisch

hallucineren:

hallucineren Verb (hallucineer, hallucineert, hallucineerde, hallucineerden, gehallucineerd)

  1. hallucineren (hallucinaties hebben)

Konjugationen für hallucineren:

o.t.t.
  1. hallucineer
  2. hallucineert
  3. hallucineert
  4. hallucineren
  5. hallucineren
  6. hallucineren
o.v.t.
  1. hallucineerde
  2. hallucineerde
  3. hallucineerde
  4. hallucineerden
  5. hallucineerden
  6. hallucineerden
v.t.t.
  1. heb gehallucineerd
  2. hebt gehallucineerd
  3. heeft gehallucineerd
  4. hebben gehallucineerd
  5. hebben gehallucineerd
  6. hebben gehallucineerd
v.v.t.
  1. had gehallucineerd
  2. had gehallucineerd
  3. had gehallucineerd
  4. hadden gehallucineerd
  5. hadden gehallucineerd
  6. hadden gehallucineerd
o.t.t.t.
  1. zal hallucineren
  2. zult hallucineren
  3. zal hallucineren
  4. zullen hallucineren
  5. zullen hallucineren
  6. zullen hallucineren
o.v.t.t.
  1. zou hallucineren
  2. zou hallucineren
  3. zou hallucineren
  4. zouden hallucineren
  5. zouden hallucineren
  6. zouden hallucineren
diversen
  1. hallucineer!
  2. hallucineert!
  3. gehallucineerd
  4. hallucinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für hallucineren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
alucinar hallucinaties hebben; hallucineren
tener alucinaciones hallucinaties hebben; hallucineren

Wiktionary Übersetzungen für hallucineren:

hallucineren
verb
  1. zinsbegoochelingen hebben