Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. gewennen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gewen (Niederländisch) ins Spanisch

gewennen:

Konjugationen für gewennen:

o.t.t.
  1. gewen
  2. gewent
  3. gewent
  4. gewennen
  5. gewennen
  6. gewennen
o.v.t.
  1. gewende
  2. gewende
  3. gewende
  4. gewenden
  5. gewenden
  6. gewenden
v.t.t.
  1. ben gewend
  2. bent gewend
  3. is gewend
  4. zijn gewend
  5. zijn gewend
  6. zijn gewend
v.v.t.
  1. was gewend
  2. was gewend
  3. was gewend
  4. waren gewend
  5. waren gewend
  6. waren gewend
o.t.t.t.
  1. zal gewennen
  2. zult gewennen
  3. zal gewennen
  4. zullen gewennen
  5. zullen gewennen
  6. zullen gewennen
o.v.t.t.
  1. zou gewennen
  2. zou gewennen
  3. zou gewennen
  4. zouden gewennen
  5. zouden gewennen
  6. zouden gewennen
diversen
  1. gewen!
  2. gewent!
  3. gewend
  4. gewennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für gewennen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acostumbrar gewennen aanpassen; aanwennen; aarden; acclimatiseren; een gewoonte worden; eigenmaken; erin passen; gewend raken; gewendraken; inpassen; leren; wennen
acostumbrarse gewennen aanpassen; aanwennen; aarden; eigenmaken; gewend raken; gewendraken; inburgeren; leren; wennen
acostumbrarse a gewennen aanpassen; aanwennen; aarden; acclimatiseren; eigenmaken; erin passen; gewend raken; gewendraken; inpassen; leren; wennen
adaptarse gewennen aanpassen; aanwennen; aarden; acclimatiseren; eigenmaken; erin passen; gewend raken; gewendraken; inpassen; leren; omschakelen; overschakelen; verbasteren; vervormen; wennen; zich aanpassen; zich schikken; zich voegen; zich voegen naar
contraer el hábito de gewennen aanpassen; aanwennen; aarden; eigenmaken; gewend raken; gewendraken; leren; wennen
familiarizarse con gewennen aanpassen; aanwennen; aarden; eigenmaken; gewend raken; gewendraken; leren; wennen
habituarse a gewennen aanpassen; aanwennen; aarden; eigenmaken; gewend raken; gewendraken; leren; wennen

Wiktionary Übersetzungen für gewennen:

gewennen
verb
  1. (formeel, nld) gewoon worden, vertrouwd raken, zich thuis gaan voelen

Cross Translation:
FromToVia
gewennen acostumbrar; avezar; habituar inure — to cause to become accustomed to something unpleasant by prolonged exposure