Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für geliefde (Niederländisch) ins Spanisch
geliefde:
-
geliefde (dierbare)
Übersetzung Matrix für geliefde:
Wiktionary Übersetzungen für geliefde:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• geliefde | → amado; enamorado | ↔ beloved — someone who is loved |
• geliefde | → querida; querido; amado; amada | ↔ darling — person who is dear to one |
• geliefde | → encaprichamiento | ↔ infatuation — An unreasoning love or attraction |
• geliefde | → amante | ↔ amant — Celui qui recevoir les faveurs d’une femme avec laquelle il n’est pas marier. |
geliefde form of gelieven:
Konjugationen für gelieven:
o.t.t.
- gelief
- gelieft
- gelieft
- gelieven
- gelieven
- gelieven
o.v.t.
- geliefde
- geliefde
- geliefde
- geliefden
- geliefden
- geliefden
v.t.t.
- heb geliefd
- hebt geliefd
- heeft geliefd
- hebben geliefd
- hebben geliefd
- hebben geliefd
v.v.t.
- had geliefd
- had geliefd
- had geliefd
- hadden geliefd
- hadden geliefd
- hadden geliefd
o.t.t.t.
- zal gelieven
- zult gelieven
- zal gelieven
- zullen gelieven
- zullen gelieven
- zullen gelieven
o.v.t.t.
- zou gelieven
- zou gelieven
- zou gelieven
- zouden gelieven
- zouden gelieven
- zouden gelieven
en verder
- ben geliefd
- bent geliefd
- is geliefd
- zijn geliefd
- zijn geliefd
- zijn geliefd
diversen
- gelief!
- gelieft!
- gelieve
- geliefd
- gelievend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für gelieven:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
agradar | aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren | aangenaam aandoen; aanstaan; bedenken; believen; beschouwen; bespiegelen; bevallen; goeddunken; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; plezieren |
dar gusto | aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren | blij maken; goeddoen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken |
gustar | aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren | aanstaan; amuseren; bekoren; believen; bevallen; conveniëren; genieten; genot hebben van; goeddunken; houden van; lekker vinden; lusten; prettig vinden; proeven; smaken; voorproeven |