Niederländisch
Detailübersetzungen für even aanraken (Niederländisch) ins Spanisch
even aanraken:
even aanraken Verb (raak even aan, raakt even aan, raakte even aan, raakten even aan, even aangeraakt)
-
even aanraken (aanstippen; aanroeren)
tocar; fomentar; alterar; mencionar de paso; cobrar; rozar; interrumpir; excitar; perturbar; trastornar; desordenar; tocar un poco; rozar apenas; tocar apenas; tocar un momento-
tocar Verb
-
fomentar Verb
-
alterar Verb
-
mencionar de paso Verb
-
cobrar Verb
-
rozar Verb
-
interrumpir Verb
-
excitar Verb
-
perturbar Verb
-
trastornar Verb
-
desordenar Verb
-
tocar un poco Verb
-
rozar apenas Verb
-
tocar apenas Verb
-
tocar un momento Verb
-
Konjugationen für even aanraken:
o.t.t.
- raak even aan
- raakt even aan
- raakt even aan
- raken even aan
- raken even aan
- raken even aan
o.v.t.
- raakte even aan
- raakte even aan
- raakte even aan
- raakten even aan
- raakten even aan
- raakten even aan
v.t.t.
- heb even aangeraakt
- hebt even aangeraakt
- heeft even aangeraakt
- hebben even aangeraakt
- hebben even aangeraakt
- hebben even aangeraakt
v.v.t.
- had even aangeraakt
- had even aangeraakt
- had even aangeraakt
- hadden even aangeraakt
- hadden even aangeraakt
- hadden even aangeraakt
o.t.t.t.
- zal even aanraken
- zult even aanraken
- zal even aanraken
- zullen even aanraken
- zullen even aanraken
- zullen even aanraken
o.v.t.t.
- zou even aanraken
- zou even aanraken
- zou even aanraken
- zouden even aanraken
- zouden even aanraken
- zouden even aanraken
en verder
- ben even aangeraakt
- bent even aangeraakt
- is even aangeraakt
- zijn even aangeraakt
- zijn even aangeraakt
- zijn even aangeraakt
diversen
- raak even aan!
- raakt even aan!
- even aangeraakt
- even aanrakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze