Niederländisch
Detailübersetzungen für duiden (Niederländisch) ins Spanisch
duiden:
-
duiden
explicar; indicar; manifestar; certificar; declarar; interpretar; denotar-
explicar Verb
-
indicar Verb
-
manifestar Verb
-
certificar Verb
-
declarar Verb
-
interpretar Verb
-
denotar Verb
-
Konjugationen für duiden:
o.t.t.
- duid
- duidt
- duidt
- duiden
- duiden
- duiden
o.v.t.
- duidde
- duidde
- duidde
- duidden
- duidden
- duidden
v.t.t.
- heb geduid
- hebt geduid
- heeft geduid
- hebben geduid
- hebben geduid
- hebben geduid
v.v.t.
- had geduid
- had geduid
- had geduid
- hadden geduid
- hadden geduid
- hadden geduid
o.t.t.t.
- zal duiden
- zult duiden
- zal duiden
- zullen duiden
- zullen duiden
- zullen duiden
o.v.t.t.
- zou duiden
- zou duiden
- zou duiden
- zouden duiden
- zouden duiden
- zouden duiden
diversen
- duid!
- duidt!
- geduid
- duidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze