Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. diskwalificeren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für diskwalificeren (Niederländisch) ins Spanisch

diskwalificeren:

diskwalificeren Verb (diskwalificeer, diskwalificeert, diskwalificeerde, diskwalificeerden, gediskwalificeerd)

  1. diskwalificeren (uitsluiten; royeren)

Konjugationen für diskwalificeren:

o.t.t.
  1. diskwalificeer
  2. diskwalificeert
  3. diskwalificeert
  4. diskwalificeren
  5. diskwalificeren
  6. diskwalificeren
o.v.t.
  1. diskwalificeerde
  2. diskwalificeerde
  3. diskwalificeerde
  4. diskwalificeerden
  5. diskwalificeerden
  6. diskwalificeerden
v.t.t.
  1. heb gediskwalificeerd
  2. hebt gediskwalificeerd
  3. heeft gediskwalificeerd
  4. hebben gediskwalificeerd
  5. hebben gediskwalificeerd
  6. hebben gediskwalificeerd
v.v.t.
  1. had gediskwalificeerd
  2. had gediskwalificeerd
  3. had gediskwalificeerd
  4. hadden gediskwalificeerd
  5. hadden gediskwalificeerd
  6. hadden gediskwalificeerd
o.t.t.t.
  1. zal diskwalificeren
  2. zult diskwalificeren
  3. zal diskwalificeren
  4. zullen diskwalificeren
  5. zullen diskwalificeren
  6. zullen diskwalificeren
o.v.t.t.
  1. zou diskwalificeren
  2. zou diskwalificeren
  3. zou diskwalificeren
  4. zouden diskwalificeren
  5. zouden diskwalificeren
  6. zouden diskwalificeren
en verder
  1. ben gediskwalificeerd
  2. bent gediskwalificeerd
  3. is gediskwalificeerd
  4. zijn gediskwalificeerd
  5. zijn gediskwalificeerd
  6. zijn gediskwalificeerd
diversen
  1. diskwalificeer!
  2. diskwalificeert!
  3. gediskwalificeerd
  4. diskwalificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für diskwalificeren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
descartar afschuiven; wegschuiven
eliminar doden; van kant maken; wegruimen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
borrar diskwalificeren; royeren; uitsluiten aanrekenen; aanwrijven; afschrijven; berispen; beschuldigen; blameren; doorstrepen; gispen; iemand schrappen; in elkaar overlopen; laken; nadragen; royeren; tanen; te niet doen; uitgommen; uitroeien; uitschrijven; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verbleken; vervagen; vervloeien; verwijten; vlakken; voor de voeten gooien; voorhouden; wegvagen; wegvegen; wissen
dar de baja diskwalificeren; royeren; uitsluiten iemand schrappen; inschrijving opheffen; royeren; te niet doen
descalificar diskwalificeren; royeren; uitsluiten
descartar diskwalificeren; royeren; uitsluiten afdanken; afdrijven; afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; ecarteren; ricocheren; terugwijzen; verlijeren; verwaarlozen; verweren; verwerpen; verwijderen; wegcijferen; wegstemmen; weigeren; wraken
eliminar diskwalificeren; royeren; uitsluiten aanrekenen; aanwrijven; afmaken; afschrijven; berispen; beschuldigen; blameren; doorhalen; gispen; koudmaken; laken; liquideren; nadragen; schrappen; te niet doen; uit de weg ruimen; uitroeien; verwijderen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden