Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. dichtbijlokken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für dichtbijlokken (Niederländisch) ins Spanisch

dichtbijlokken:

dichtbijlokken Verb (lok dichtbij, lokt dichtbij, lokte dichtbij, lokten dichtbij, dichtbijgelokt)

  1. dichtbijlokken (tevoorschijn lokken; lokken)

Konjugationen für dichtbijlokken:

o.t.t.
  1. lok dichtbij
  2. lokt dichtbij
  3. lokt dichtbij
  4. lokken dichtbij
  5. lokken dichtbij
  6. lokken dichtbij
o.v.t.
  1. lokte dichtbij
  2. lokte dichtbij
  3. lokte dichtbij
  4. lokten dichtbij
  5. lokten dichtbij
  6. lokten dichtbij
v.t.t.
  1. heb dichtbijgelokt
  2. hebt dichtbijgelokt
  3. heeft dichtbijgelokt
  4. hebben dichtbijgelokt
  5. hebben dichtbijgelokt
  6. hebben dichtbijgelokt
v.v.t.
  1. had dichtbijgelokt
  2. had dichtbijgelokt
  3. had dichtbijgelokt
  4. hadden dichtbijgelokt
  5. hadden dichtbijgelokt
  6. hadden dichtbijgelokt
o.t.t.t.
  1. zal dichtbijlokken
  2. zult dichtbijlokken
  3. zal dichtbijlokken
  4. zullen dichtbijlokken
  5. zullen dichtbijlokken
  6. zullen dichtbijlokken
o.v.t.t.
  1. zou dichtbijlokken
  2. zou dichtbijlokken
  3. zou dichtbijlokken
  4. zouden dichtbijlokken
  5. zouden dichtbijlokken
  6. zouden dichtbijlokken
en verder
  1. ben dichtbijgelokt
  2. bent dichtbijgelokt
  3. is dichtbijgelokt
  4. zijn dichtbijgelokt
  5. zijn dichtbijgelokt
  6. zijn dichtbijgelokt
diversen
  1. lok dichtbij!
  2. lokt dichtbij!
  3. dichtbijgelokt
  4. dichtbij lokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für dichtbijlokken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
atraer lokken; verleiden
seducir lokken; verleiden
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
atraer dichtbijlokken; lokken; tevoorschijn lokken aantrekken; bijtrekken; erbij trekken; naar zich toe trekken; naartoe trekken; rekruteren; ronselen; rukken; sleuren; trekken
seducir dichtbijlokken; lokken; tevoorschijn lokken gunst winnen; verleiden