Niederländisch
Detailübersetzungen für dichtbijlokken (Niederländisch) ins Spanisch
dichtbijlokken:
-
dichtbijlokken (tevoorschijn lokken; lokken)
Konjugationen für dichtbijlokken:
o.t.t.
- lok dichtbij
- lokt dichtbij
- lokt dichtbij
- lokken dichtbij
- lokken dichtbij
- lokken dichtbij
o.v.t.
- lokte dichtbij
- lokte dichtbij
- lokte dichtbij
- lokten dichtbij
- lokten dichtbij
- lokten dichtbij
v.t.t.
- heb dichtbijgelokt
- hebt dichtbijgelokt
- heeft dichtbijgelokt
- hebben dichtbijgelokt
- hebben dichtbijgelokt
- hebben dichtbijgelokt
v.v.t.
- had dichtbijgelokt
- had dichtbijgelokt
- had dichtbijgelokt
- hadden dichtbijgelokt
- hadden dichtbijgelokt
- hadden dichtbijgelokt
o.t.t.t.
- zal dichtbijlokken
- zult dichtbijlokken
- zal dichtbijlokken
- zullen dichtbijlokken
- zullen dichtbijlokken
- zullen dichtbijlokken
o.v.t.t.
- zou dichtbijlokken
- zou dichtbijlokken
- zou dichtbijlokken
- zouden dichtbijlokken
- zouden dichtbijlokken
- zouden dichtbijlokken
en verder
- ben dichtbijgelokt
- bent dichtbijgelokt
- is dichtbijgelokt
- zijn dichtbijgelokt
- zijn dichtbijgelokt
- zijn dichtbijgelokt
diversen
- lok dichtbij!
- lokt dichtbij!
- dichtbijgelokt
- dichtbij lokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für dichtbijlokken:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
atraer | lokken; verleiden | |
seducir | lokken; verleiden | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
atraer | dichtbijlokken; lokken; tevoorschijn lokken | aantrekken; bijtrekken; erbij trekken; naar zich toe trekken; naartoe trekken; rekruteren; ronselen; rukken; sleuren; trekken |
seducir | dichtbijlokken; lokken; tevoorschijn lokken | gunst winnen; verleiden |