Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. buitengesloten:
  2. buitensluiten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für buitengesloten (Niederländisch) ins Spanisch

buitengesloten:

buitengesloten Adjektiv

  1. buitengesloten
    excluido

Übersetzung Matrix für buitengesloten:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
excluido buitengesloten

buitensluiten:

buitensluiten Verb (sluit buiten, sloot buiten, sloten buiten, buitengesloten)

  1. buitensluiten (uitsluiten)

Konjugationen für buitensluiten:

o.t.t.
  1. sluit buiten
  2. sluit buiten
  3. sluit buiten
  4. sluiten buiten
  5. sluiten buiten
  6. sluiten buiten
o.v.t.
  1. sloot buiten
  2. sloot buiten
  3. sloot buiten
  4. sloten buiten
  5. sloten buiten
  6. sloten buiten
v.t.t.
  1. heb buitengesloten
  2. hebt buitengesloten
  3. heeft buitengesloten
  4. hebben buitengesloten
  5. hebben buitengesloten
  6. hebben buitengesloten
v.v.t.
  1. had buitengesloten
  2. had buitengesloten
  3. had buitengesloten
  4. hadden buitengesloten
  5. hadden buitengesloten
  6. hadden buitengesloten
o.t.t.t.
  1. zal buitensluiten
  2. zult buitensluiten
  3. zal buitensluiten
  4. zullen buitensluiten
  5. zullen buitensluiten
  6. zullen buitensluiten
o.v.t.t.
  1. zou buitensluiten
  2. zou buitensluiten
  3. zou buitensluiten
  4. zouden buitensluiten
  5. zouden buitensluiten
  6. zouden buitensluiten
en verder
  1. ben buitengesloten
  2. bent buitengesloten
  3. is buitengesloten
  4. zijn buitengesloten
  5. zijn buitengesloten
  6. zijn buitengesloten
diversen
  1. sluit buiten!
  2. sluit buiten!
  3. buitengesloten
  4. buitensluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für buitensluiten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
excluir uitzonderen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aislar buitensluiten; uitsluiten afscheiden; afsplijten; afsplitsen; afzijdig stellen; afzonderen; apart zetten; beperken; bijsluiten; bijvoegen; indammen; inkapselen; inperken; insluiten; isoleren; limiteren; toevoegen; vereenzamen
excluir buitensluiten; uitsluiten uitzonderen
negar la entrada buitensluiten; uitsluiten
no admitir buitensluiten; uitsluiten weghouden