Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. beslagen:
  2. beslaan:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für beslagen (Niederländisch) ins Spanisch

beslagen:

beslagen [znw.] Nomen

  1. beslagen
    el herrajes

beslagen Adjektiv

  1. beslagen (glansloos; mat; dof)
    mate; apagado

Übersetzung Matrix für beslagen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
herrajes beslagen
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
apagado beslagen; dof; glansloos; mat afsluitings-; bleek; dof; effen; egaal; eruit; flets; futloos; geblust; gedempt; gelijk; geslepen; glad; grauw; halfluid; ingetogen; kleurloos; lamlendig; lusteloos; mat; mistroostig; niet helder; oververmoeid; plat; slap; somber; stemmig; strak; triest; troosteloos; uit; uitgeblust; van; vanaf nu; vanuit; vlak; vlakuit; vreugdeloos
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
apagado afsluiten
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
mate beslagen; dof; glansloos; mat bleek; dof; flets; kleurloos; mat; niet helder

Wiktionary Übersetzungen für beslagen:

beslagen
adjective
  1. met waterdamp bedekt en niet meer doorzichtig

beslaan:

beslaan

  1. beslaan

beslaan Verb (besla, beslaat, besloeg, besloegen, beslagen)

  1. beslaan (ruimte innemen)

Konjugationen für beslaan:

o.t.t.
  1. besla
  2. beslaat
  3. beslaat
  4. beslaan
  5. beslaan
  6. beslaan
o.v.t.
  1. besloeg
  2. besloeg
  3. besloeg
  4. besloegen
  5. besloegen
  6. besloegen
v.t.t.
  1. heb beslagen
  2. hebt beslagen
  3. heeft beslagen
  4. hebben beslagen
  5. hebben beslagen
  6. hebben beslagen
v.v.t.
  1. had beslagen
  2. had beslagen
  3. had beslagen
  4. hadden beslagen
  5. hadden beslagen
  6. hadden beslagen
o.t.t.t.
  1. zal beslaan
  2. zult beslaan
  3. zal beslaan
  4. zullen beslaan
  5. zullen beslaan
  6. zullen beslaan
o.v.t.t.
  1. zou beslaan
  2. zou beslaan
  3. zou beslaan
  4. zouden beslaan
  5. zouden beslaan
  6. zouden beslaan
diversen
  1. besla!
  2. beslaat!
  3. beslagen
  4. beslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

beslaan [znw.] Nomen

  1. beslaan (bedekken)
    el cubrir

Übersetzung Matrix für beslaan:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cubrir bedekken; beslaan indekken
llenar aanplempen; aanvullen; volplempen; volstorten; volstorting
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cubrir afdekken; afschermen; afschutten; bedekken; bekleden; bemantelen; beschermen; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; blinderen; dekken; dichtgooien; draperen; gladstrijken; hullen; inhullen; insluiten; maskeren; met stof behangen; omhullen; omvatten; overdekken; overheen trekken; overkappen; overtrekken; overwelven; stofferen; strijken; toestoppen; toevoegen; van bekleding voorzien; verhullen; versluieren
llenar beslaan; ruimte innemen bijschenken; bijtanken; bijvullen; farceren; opvullen; plomberen; volgieten; volgooien; volmaken; volplempen; volschenken; volstorten; volzetten; vullen
ocupar espacio beslaan; ruimte innemen
tomar espacio beslaan; ruimte innemen
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cubrir bedekken; met iets bestrijken
empañarse beslaan

Wiktionary Übersetzungen für beslaan:

beslaan
verb
  1. een paard van een hoefijzer voorzien

Cross Translation:
FromToVia
beslaan herrar shoe — to put horseshoes on a horse
beslaan abrazar; rodear umfangen — jemanden oder jemandes Körperteile mit seinen Armen oder Händen umfassen
beslaan guarnecer garnir — militaire|fr armer, munir un dispositif de défense d'éléments ou de troupes nécessaires à sa défense, à sa protection.
beslaan desempeñar; ocupar; habitar; atender occuper — Traductions à trier suivant le sens