Niederländisch
Detailübersetzungen für belazerd (Niederländisch) ins Spanisch
belazerd:
-
belazerd (bedonderd; ellendig; diep ongelukkig)
lamentable; deplorable; abominable; miserable; lastimero-
lamentable Adjektiv
-
deplorable Adjektiv
-
abominable Adjektiv
-
miserable Adjektiv
-
lastimero Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für belazerd:
belazeren:
-
belazeren (besodemieteren; afzetten; misleiden; bedriegen; zwendelen; oplichten; beduvelen; bedonderen)
Konjugationen für belazeren:
o.t.t.
- belazer
- belazert
- belazert
- belazeren
- belazeren
- belazeren
o.v.t.
- belazerde
- belazerde
- belazerde
- belazerden
- belazerden
- belazerden
v.t.t.
- heb belazerd
- hebt belazerd
- heeft belazerd
- hebben belazerd
- hebben belazerd
- hebben belazerd
v.v.t.
- had belazerd
- had belazerd
- had belazerd
- hadden belazerd
- hadden belazerd
- hadden belazerd
o.t.t.t.
- zal belazeren
- zult belazeren
- zal belazeren
- zullen belazeren
- zullen belazeren
- zullen belazeren
o.v.t.t.
- zou belazeren
- zou belazeren
- zou belazeren
- zouden belazeren
- zouden belazeren
- zouden belazeren
diversen
- belazer!
- belazert!
- belazerd
- belazerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze