Niederländisch
Detailübersetzungen für afgingen (Niederländisch) ins Spanisch
afgaan:
-
afgaan (mislukken; falen; verkeerd lopen; misgaan; in de puree lopen; floppen; mislopen; stranden)
faltar; engañarse; fallar; equivocarse; encallar; fracasar; estar en un error; salir mal; perderse; salir fallido; embarrancar; ir mal; irse al carajo; irse al agua; errar; meter la pata; errarse; cometer un error; irse al traste-
faltar Verb
-
engañarse Verb
-
fallar Verb
-
equivocarse Verb
-
encallar Verb
-
fracasar Verb
-
estar en un error Verb
-
salir mal Verb
-
perderse Verb
-
salir fallido Verb
-
embarrancar Verb
-
ir mal Verb
-
irse al carajo Verb
-
irse al agua Verb
-
errar Verb
-
meter la pata Verb
-
errarse Verb
-
cometer un error Verb
-
irse al traste Verb
-
Konjugationen für afgaan:
o.t.t.
- ga af
- gaat af
- gaat af
- gaan af
- gaan af
- gaan af
o.v.t.
- ging af
- ging af
- ging af
- gingen af
- gingen af
- gingen af
v.t.t.
- ben afgegaan
- bent afgegaan
- is afgegaan
- zijn afgegaan
- zijn afgegaan
- zijn afgegaan
v.v.t.
- was afgegaan
- was afgegaan
- was afgegaan
- waren afgegaan
- waren afgegaan
- waren afgegaan
o.t.t.t.
- zal afgaan
- zult afgaan
- zal afgaan
- zullen afgaan
- zullen afgaan
- zullen afgaan
o.v.t.t.
- zou afgaan
- zou afgaan
- zou afgaan
- zouden afgaan
- zouden afgaan
- zouden afgaan
diversen
- ga af!
- gaat af!
- afgegaan
- afgaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für afgaan:
Verwandte Definitionen für "afgaan":
Wiktionary Übersetzungen für afgaan:
afgaan
Cross Translation:
verb
-
naar beneden gaan
-
afgeschoten worden
- afgaan → dispararse
-
een slechte indruk nalaten
- afgaan → fracasar
-
bezoeken
- afgaan → visitar
-
van iets vandaan gaan
-
verminderen
-
stoelgang hebben, ontlasting hebben
- afgaan → evacuar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afgaan | → fracasar | ↔ flop — to fail completely, not to be successful at all |
• afgaan | → salir; irse | ↔ partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase : |
• afgaan | → visitar | ↔ visiter — désuet|fr aller voir quelqu’un chez lui sans séjourner. |