Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für afgereisd (Niederländisch) ins Spanisch
afgereisd:
-
afgereisd (bereisd)
Übersetzung Matrix für afgereisd:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
partido | concours; partij; pot; spel; strijd; wedstrijd | |
recorrido | baan; dagreis; excursie; gang; parcours; reis; rit; rondtocht; tocht; toer; tournee; uitstapje | |
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
partido | afgereisd; bereisd | afzonderlijk; alleenstaand; apart; doorgehakt; doorgehouwen; doorkliefd; gescheiden; in tweeën gehouwen; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand |
recorrido | afgereisd; bereisd | |
salido | afgereisd; bereisd | |
viajado | afgereisd; bereisd |
afgereisd form of afreizen:
-
afreizen (verlaten; wegtrekken; heengaan; verdwijnen; wegreizen)
-
afreizen (vertrekken; weggaan; verwijderen; wegtrekken; smeren; opstappen; wegreizen)
Konjugationen für afreizen:
o.t.t.
- reis af
- reist af
- reist af
- reizen af
- reizen af
- reizen af
o.v.t.
- reisde af
- reisde af
- reisde af
- reisden af
- reisden af
- reisden af
v.t.t.
- ben afgereisd
- bent afgereisd
- is afgereisd
- zijn afgereisd
- zijn afgereisd
- zijn afgereisd
v.v.t.
- was afgereisd
- was afgereisd
- was afgereisd
- waren afgereisd
- waren afgereisd
- waren afgereisd
o.t.t.t.
- zal afreizen
- zult afreizen
- zal afreizen
- zullen afreizen
- zullen afreizen
- zullen afreizen
o.v.t.t.
- zou afreizen
- zou afreizen
- zou afreizen
- zouden afreizen
- zouden afreizen
- zouden afreizen
diversen
- reis af!
- reist af!
- afgereisd
- afreizende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze