Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- afdwalen:
-
Wiktionary:
- afdwalen → digresar
- afdwalen → desviarse, divagar, pajarear, pajaronear
Niederländisch
Detailübersetzungen für afdwalen (Niederländisch) ins Spanisch
afdwalen:
-
afdwalen (uitweiden)
Konjugationen für afdwalen:
o.t.t.
- dwaal af
- dwaalt af
- dwaalt af
- dwalen af
- dwalen af
- dwalen af
o.v.t.
- dwaalde af
- dwaalde af
- dwaalde af
- dwaalden af
- dwaalden af
- dwaalden af
v.t.t.
- ben afgedwaald
- bent afgedwaald
- is afgedwaald
- zijn afgedwaald
- zijn afgedwaald
- zijn afgedwaald
v.v.t.
- was afgedwaald
- was afgedwaald
- was afgedwaald
- waren afgedwaald
- waren afgedwaald
- waren afgedwaald
o.t.t.t.
- zal afdwalen
- zult afdwalen
- zal afdwalen
- zullen afdwalen
- zullen afdwalen
- zullen afdwalen
o.v.t.t.
- zou afdwalen
- zou afdwalen
- zou afdwalen
- zouden afdwalen
- zouden afdwalen
- zouden afdwalen
diversen
- dwaal af!
- dwaalt af!
- afgedwaald
- afdwalende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für afdwalen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
aberración | afdwalen; afdwaling; dwaling | afwijking |
desviación | afdwalen; afdwaling; dwaling | aftakking; afwijking; driesprong; kruising; kruising van straten; kruispunt; marge; omleiding; omleidingsweg; scheefheid; scheefte; schuinheid; schuinte; speelruimte; speling; splitsing; vertakking; wegkruising; wegomlegging; wegsplitsing |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
desviarse | afdwalen; uitweiden | afdrijven; uit de weg gaan; uit een land wijken; uitwijken; uitwijken voor iets; verlijeren; wraken |
extenderse | afdwalen; uitweiden |