Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- aanvoeren:
- aanvaren:
-
Wiktionary:
- aanvoeren → acaudillar, comandar, encabezar, mandar, acarrear, aducir, alegar, capitanear
- aanvoeren → encabezar, liderar, dirigir, ir a la cabeza, ir en cabeza
Niederländisch
Detailübersetzungen für aanvoeren (Niederländisch) ins Spanisch
aanvoeren:
-
aanvoeren (bevel voeren over; leiden; commanderen; leidinggeven)
guiar; llevar; dirigir; conducir; mandar; ordenar; liderar; preceder; presidir; estar en cabeza; dar orden de; encabezar; gobernar; decretar; pilotar; ser primero; ir a la cabeza; ir delante-
guiar Verb
-
llevar Verb
-
dirigir Verb
-
conducir Verb
-
mandar Verb
-
ordenar Verb
-
liderar Verb
-
preceder Verb
-
presidir Verb
-
estar en cabeza Verb
-
dar orden de Verb
-
encabezar Verb
-
gobernar Verb
-
decretar Verb
-
pilotar Verb
-
ser primero Verb
-
ir a la cabeza Verb
-
ir delante Verb
-
-
aanvoeren (leiding geven; leiden; besturen; voorzitten; managen)
dirigir; gobernar; mandar; guiar; ir a la cabeza; encabezar; ir delante; estar en cabeza-
dirigir Verb
-
gobernar Verb
-
mandar Verb
-
guiar Verb
-
ir a la cabeza Verb
-
encabezar Verb
-
ir delante Verb
-
estar en cabeza Verb
-
-
aanvoeren (te berde brengen; ter sprake brengen; entameren; aansnijden; opwerpen; aankaarten; op tafel leggen; opperen)
-
aanvoeren (opperen; poneren; te berde brengen)
Konjugationen für aanvoeren:
o.t.t.
- voer aan
- voert aan
- voert aan
- voeren aan
- voeren aan
- voeren aan
o.v.t.
- voerde aan
- voerde aan
- voerde aan
- voerden aan
- voerden aan
- voerden aan
v.t.t.
- heb aangevoerd
- hebt aangevoerd
- heeft aangevoerd
- hebben aangevoerd
- hebben aangevoerd
- hebben aangevoerd
v.v.t.
- had aangevoerd
- had aangevoerd
- had aangevoerd
- hadden aangevoerd
- hadden aangevoerd
- hadden aangevoerd
o.t.t.t.
- zal aanvoeren
- zult aanvoeren
- zal aanvoeren
- zullen aanvoeren
- zullen aanvoeren
- zullen aanvoeren
o.v.t.t.
- zou aanvoeren
- zou aanvoeren
- zou aanvoeren
- zouden aanvoeren
- zouden aanvoeren
- zouden aanvoeren
diversen
- voer aan!
- voert aan!
- aangevoerd
- aanvoerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het aanvoeren (voorgaan; leiding; aanvoering)
Übersetzung Matrix für aanvoeren:
Wiktionary Übersetzungen für aanvoeren:
aanvoeren
Cross Translation:
verb
-
bevel voeren over
- aanvoeren → acaudillar; comandar; encabezar; mandar
-
aanbrengen, naartoe transporteren
- aanvoeren → acarrear
-
bijbrengen als bewijs
-
in te delen vertalingen
- aanvoeren → capitanear
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanvoeren | → encabezar; liderar; dirigir | ↔ head — (transitive) be in command of |
• aanvoeren | → liderar; ir a la cabeza; ir en cabeza | ↔ lead — intransitive: be ahead of others |
• aanvoeren | → liderar; ir en cabeza; ir a la cabeza | ↔ lead — intransitive: have the highest interim score in a game |
aanvoeren form of aanvaren:
Konjugationen für aanvaren:
o.t.t.
- vaar aan
- vaart aan
- vaart aan
- varen aan
- varen aan
- varen aan
o.v.t.
- voer aan
- voer aan
- voer aan
- voeren aan
- voeren aan
- voeren aan
v.t.t.
- heb aangevaren
- hebt aangevaren
- heeft aangevaren
- hebben aangevaren
- hebben aangevaren
- hebben aangevaren
v.v.t.
- had aangevaren
- had aangevaren
- had aangevaren
- hadden aangevaren
- hadden aangevaren
- hadden aangevaren
o.t.t.t.
- zal aanvaren
- zult aanvaren
- zal aanvaren
- zullen aanvaren
- zullen aanvaren
- zullen aanvaren
o.v.t.t.
- zou aanvaren
- zou aanvaren
- zou aanvaren
- zouden aanvaren
- zouden aanvaren
- zouden aanvaren
diversen
- vaar aan!
- vaart aan!
- aangevaren
- aanvarende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aanvaren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
dar con | aanvaren | ontdekken; vinden |