Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- aanvechten:
-
Wiktionary:
- aanvechten → discutir, objetar, contradecir
Niederländisch
Detailübersetzungen für aanvechten (Niederländisch) ins Spanisch
aanvechten:
-
aanvechten (betwisten; bestrijden)
Konjugationen für aanvechten:
o.t.t.
- vecht aan
- vecht aan
- vecht aan
- vechten aan
- vechten aan
- vechten aan
o.v.t.
- vocht aan
- vocht aan
- vocht aan
- vochten aan
- vochten aan
- vochten aan
v.t.t.
- heb aangevochten
- hebt aangevochten
- heeft aangevochten
- hebben aangevochten
- hebben aangevochten
- hebben aangevochten
v.v.t.
- had aangevochten
- had aangevochten
- had aangevochten
- hadden aangevochten
- hadden aangevochten
- hadden aangevochten
o.t.t.t.
- zal aanvechten
- zult aanvechten
- zal aanvechten
- zullen aanvechten
- zullen aanvechten
- zullen aanvechten
o.v.t.t.
- zou aanvechten
- zou aanvechten
- zou aanvechten
- zouden aanvechten
- zouden aanvechten
- zouden aanvechten
diversen
- vecht aan!
- vecht aan!
- aangevochten
- aanvechtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanvechten (betwisten; bestrijden)
Übersetzung Matrix für aanvechten:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
atacar | aantasten; aanvallen; attaqueren; een uitval doen | |
cuestionar | aanvechten; bestrijden; betwisten | |
impugnar | aanvechten; bestrijden; betwisten | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
atacar | aanvechten; bestrijden; betwisten | aanvallen; afsluiten; attaqueren; belegeren; bestormen; dichtdoen; doordrijven; geweld gebruiken; grijpen; onteren; ontwijden; overvallen; schofferen; sluiten; toedoen; toemaken; toeslaan |
cuestionar | aanvechten; bestrijden; betwisten | |
impugnar | aanvechten; bestrijden; betwisten | bakkeleien; duelleren; kampen; kleunen; knokken; matten; vechten |
Wiktionary Übersetzungen für aanvechten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanvechten | → discutir; objetar; contradecir | ↔ contester — Mettre en discussion ce que quelqu’un revendique. |
• aanvechten | → discutir; objetar; contradecir | ↔ disputer — Être en discussion plus ou moins vif à propos d’opinions, d’intérêts. |