Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für aangelengd (Niederländisch) ins Spanisch
aangelengd:
-
aangelengd (verdund)
Übersetzung Matrix für aangelengd:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
acuoso | aangelengd; verdund | slap; waterachtig; waterig |
blando | aangelengd; verdund | bleekjes; clement; futloos; goedhartig; krukkig; laks; lamlendig; lusteloos; mak; mals; mat; mild; murw; onbeholpen; onhandig; pips; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; wee; week; welwillend; zacht; zachtaardig; ziekelijk; zwak |
diluido | aangelengd; verdund | |
ligero | aangelengd; verdund | fris; frivool; hups; koel; licht; lichtgewicht; lichtvaardig; lichtvoetig; lichtwegend; lichtzinnig; los; losbandig; luchtig; niet donker; niet vast; snelvoetig; vederlicht; wuft |
seroso | aangelengd; verdund | |
ácueo | aangelengd; verdund |
aanlengen:
-
aanlengen (verdunnen; versnijden; verwateren)
Konjugationen für aanlengen:
o.t.t.
- leng aan
- lengt aan
- lengt aan
- lengen aan
- lengen aan
- lengen aan
o.v.t.
- lengde aan
- lengde aan
- lengde aan
- lengden aan
- lengden aan
- lengden aan
v.t.t.
- heb aangelengd
- hebt aangelengd
- heeft aangelengd
- hebben aangelengd
- hebben aangelengd
- hebben aangelengd
v.v.t.
- had aangelengd
- had aangelengd
- had aangelengd
- hadden aangelengd
- hadden aangelengd
- hadden aangelengd
o.t.t.t.
- zal aanlengen
- zult aanlengen
- zal aanlengen
- zullen aanlengen
- zullen aanlengen
- zullen aanlengen
o.v.t.t.
- zou aanlengen
- zou aanlengen
- zou aanlengen
- zouden aanlengen
- zouden aanlengen
- zouden aanlengen
diversen
- leng aan!
- lengt aan!
- aangelengd
- aanlengende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aanlengen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
aflojar | aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren | afmatten; dempen; matigen; moe maken; ophoesten; slopen; temperen; terugdraaien; terugschroeven; uitputten; verflauwen; vermoeien; verslappen; voor de dag komen met; vrijaf geven; vrijgeven; zich matigen |
debilitar | aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren | aan kracht inboeten; aantasten; aanvreten; aftakelen; bederven; beschadigen; deren; iem.'s positie ondermijnen; ondergraven; ondermijnen; uitputten; verslappen; verzwakken; wegglijden; zwak worden; zwakker worden |
diluir | aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren |