Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
alocución
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
|
arenga
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
|
charla
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
achterklap; babbeltje; besteller; bezorger; bode; brievenbesteller; causerie; conversatie; dialoog; gebabbel; gekeuvel; geklap; geklep; geklets; gekout; gekwebbel; gepraat; geroddel; gesprek; interview; klap; klets; kout; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; mondeling onderhoud; postbode; praat; praatje; praatjes; prietpraat; roddel; roddelpraat; roddels; samenspraak; stof tot gepraat; tweegesprek; tweespraak; vraaggesprek; zwartmaken
|
conferencia
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
beraadslaging; bijeenkomst; conferentie; declamatie; declamering; leesbeurt; lezing; manifestatie; overleg; recital; rede; redevoering; samenkomst; speech; spreekbeurt; toespraak; vergadering; versvoordracht; voordracht; voorlezing; zitting
|
discurso
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
declamatie; declamering; essay; lezing; oratie; recital; rede; redevoering; speech; spreekbeurt; toespraak; verhandeling; versvoordracht; voordracht
|
disertación
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
declamatie; declamering; dissertatie; essay; lezing; proefschrift; recital; rede; redevoering; speech; spreekbeurt; toespraak; verhandeling; versvoordracht; voordracht
|
encabezamiento
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
bewustzijn; brein; harses; hopman; inzicht; kop; krantenkop; lezing; rede; redevoering; speech; spreekbeurt; toespraak; verstand; voordracht
|
habla
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
lezing; praat; rede; redevoering; speech; spraakvermogen; spreekbeurt; taal; toespraak; voordracht
|
idioma
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
taal
|
introducción
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
indiening; inlay; inleg; inlegsel; invoering; overlegging; presentatie
|
juicio
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
articulatie; beoordeling; denkbeeld; denkvermogen; geding; geestvermogen; gerechtszitting; gezichtspunt; gezindheid; het uitspreken; idee; intellect; interpretatie; inzicht; lezing; mening; meningsuiting; oordeel; oordeelvelling; opinie; opvatting; overtuiging; procedure; proces; rechtsgeding; rechtszaak; rede; standpunt; uitspraak; vaststaande mening; verstand; verstandelijk vermogen; visie; vonnis; vonnisspreking; zienswijze
|
lengua
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
spraak; taal
|
lenguaje
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
accent; computertaal; dialect; spraak; taal; taalgebruik; taaltje; tongval
|
modo de hablar
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
fijnbespraaktheid; lezing; rede; redevoering; speech; spreekbeurt; spreektrant; taal; toespraak; voordracht; welbespraaktheid; welsprekendheid
|
nota preliminar
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
|
palabra
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
goudklomp; meningsuiting; taal; uitlating; woord
|
ponencia
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
essay; recital; verhandeling
|
prefacio
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
|
presentación
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
aanbieding; afgifte; bezorging; geleverde; indiening; inkleding; kennismaking; leverantie; levering; overhandiging; overlegging; presentatie; verschijnen; wijze van voorstellen
|
prólogo
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
voorspel
|
razón
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
aanleiding; basis; basislijn; beginsel; beweegreden; bewustzijn; billijkheid; brein; denkvermogen; drijfveer; fundament; fundering; geest; gerechtigheid; grondgedachte; grondlijn; grondslag; grondstelling; hersens; inzicht; liaison; liefdesbetrekking; liefdesrelatie; motief; motivatie; oorzaak; principe; recht; rede; redelijkheid; reden; relatie; schappelijkheid; uitgangspunt; uitgangsvorm; verhouding; verkering; vernuft; veronderstelling; veroorzaking; verstand; vertrekpunt
|
recital
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
concert; declamatie; lezing; muzikale voordracht; recital; rede; redevoering; speech; spreekbeurt; toespraak; versvoordracht; voordracht
|
turno de lectura
|
inleiding; introductie; proloog; voorbericht; voorwoord
|
leesbeurt; lezing; voorlezing
|