Niederländisch
Detailübersetzungen für hechten aan (Niederländisch) ins Spanisch
hechten aan:
-
hechten aan (blijven bij)
insistir en-
insistir en Verb
-
Übersetzung Matrix für hechten aan:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
insistir en | blijven bij; hechten aan |
Wiktionary Übersetzungen für hechten aan:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hechten aan | → apreciar; estimar | ↔ aimer — ressentir un fort sentiment d’attirance pour quelqu’un ou quelque chose. |
• hechten aan | → apreciar; estimar; evaluar; avaliar; tasar | ↔ apprécier — Estimer, évaluer (quelque chose), en fixer la valeur, le prix. (Sens général). |
• hechten aan | → estimar | ↔ estimer — priser quelque chose, en apprécier, en déterminer la valeur. |
hechten aan form of aanhechten:
-
aanhechten (bevestigen; hechten)
-
aanhechten (vastnieten; nieten)
Konjugationen für aanhechten:
o.t.t.
- hecht aan
- hecht aan
- hecht aan
- hechten aan
- hechten aan
- hechten aan
o.v.t.
- hechtte aan
- hechtte aan
- hechtte aan
- hechtten aan
- hechtten aan
- hechtten aan
v.t.t.
- heb aangehecht
- hebt aangehecht
- heeft aangehecht
- hebben aangehecht
- hebben aangehecht
- hebben aangehecht
v.v.t.
- had aangehecht
- had aangehecht
- had aangehecht
- hadden aangehecht
- hadden aangehecht
- hadden aangehecht
o.t.t.t.
- zal aanhechten
- zult aanhechten
- zal aanhechten
- zullen aanhechten
- zullen aanhechten
- zullen aanhechten
o.v.t.t.
- zou aanhechten
- zou aanhechten
- zou aanhechten
- zouden aanhechten
- zouden aanhechten
- zouden aanhechten
diversen
- hecht aan!
- hecht aan!
- aangehecht
- aanhechtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanhechten (voorplakken; voorzetten; voorvoegen)
-
aanhechten (vasthechten)
Übersetzung Matrix für aanhechten:
Wiktionary Übersetzungen für aanhechten:
aanhechten
verb
-
vastmaken
- aanhechten → fijar