Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. verstandeloos:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verstandeloos (Niederländisch) ins Englisch

verstandeloos:

verstandeloos Adjektiv

  1. verstandeloos (stompzinnig; dom; onnozel; )
    stupid; obtuse; dull; dense
  2. verstandeloos (zonder verstand; redeloos)
    senseless

Übersetzung Matrix für verstandeloos:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
stupid druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dense achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; verstandeloos afgesloten; dicht; dicht opeen; gesloten; hardleers; toe
dull achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; verstandeloos afgezaagd; afstompend; beslagen; bleekrood; bokkig; bot; daas; dof; duf; dwars; eentonig; ellendig; flets; geestdodend; geesteloos; glansloos; grauw; koppig; langdraadig; langdradig; langwijlig; lastig; mat; melig; mistroostig; monotoon; niet helder; niet uitbundig; ongeanimeerd; onscherp; rot; saai; saaie; slaapverwekkend; smakeloos; soezerig; somber; stijfhoofdig; stijlloos; stom; suf; taai; triest; troosteloos; vaalrood; versuft; vervelend; vreugdeloos; weerbarstig; weerspannig; zonder afleiding; zouteloos
obtuse achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; verstandeloos
senseless redeloos; verstandeloos; zonder verstand bedwelmd; bewusteloos; dom; dwaas; idioot; nutteloos; onbezonnen; onverstandig; onwijs; onzinnig; stom; suf; zinledig; zinloos; zonder nut
stupid achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; verstandeloos achtergebleven; achterlijk; dom; dwaas; eigenaardig; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; lullig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; onbezonnen; onverstandig; stom; stupide; suf; typisch; vreemd; zot