Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für veroorloofd (Niederländisch) ins Englisch
veroorloofd:
-
veroorloofd (gepermitteerd; toegestaan; toegelaten; geoorloofd)
allowable; permitted; accepted; tolerated; admissible; permissible; tolerable; afforded-
allowable Adjektiv
-
permitted Adjektiv
-
accepted Adjektiv
-
tolerated Adjektiv
-
admissible Adjektiv
-
permissible Adjektiv
-
tolerable Adjektiv
-
afforded Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für veroorloofd:
veroorloofd form of veroorloven:
-
veroorloven (permitteren)
Konjugationen für veroorloven:
o.t.t.
- veroorloof
- veroorlooft
- veroorlooft
- veroorloven
- veroorloven
- veroorloven
o.v.t.
- veroorloofde
- veroorloofde
- veroorloofde
- veroorloofden
- veroorloofden
- veroorloofden
v.t.t.
- heb veroorloofd
- hebt veroorloofd
- heeft veroorloofd
- hebben veroorloofd
- hebben veroorloofd
- hebben veroorloofd
v.v.t.
- had veroorloofd
- had veroorloofd
- had veroorloofd
- hadden veroorloofd
- hadden veroorloofd
- hadden veroorloofd
o.t.t.t.
- zal veroorloven
- zult veroorloven
- zal veroorloven
- zullen veroorloven
- zullen veroorloven
- zullen veroorloven
o.v.t.t.
- zou veroorloven
- zou veroorloven
- zou veroorloven
- zouden veroorloven
- zouden veroorloven
- zouden veroorloven
diversen
- veroorloof!
- veroorlooft!
- veroorloofd
- veroorlovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für veroorloven:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
permit | entreebiljet; geleidebiljet; geleidebrief; kaart; kaartje; licentie; pas; pasje; paspoort; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs; vergunning; vrijbrief; vrijgeleide | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
allow | permitteren; veroorloven | akkoord gaan; autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; instemmen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen |
permit | permitteren; veroorloven | akkoord gaan; autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; in staat stellen; instemmen; inwilligen; laten; mogelijk maken; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen |