Niederländisch
Detailübersetzungen für totstandbrengen (Niederländisch) ins Englisch
totstandbrengen:
totstandbrengen Verb (breng totstand, brengt totstand, bracht totstand, brachten totstand, totstandgebracht)
-
totstandbrengen
to bring about
Konjugationen für totstandbrengen:
o.t.t.
- breng totstand
- brengt totstand
- brengt totstand
- brengen totstand
- brengen totstand
- brengen totstand
o.v.t.
- bracht totstand
- bracht totstand
- bracht totstand
- brachten totstand
- brachten totstand
- brachten totstand
v.t.t.
- heb totstandgebracht
- hebt totstandgebracht
- heeft totstandgebracht
- hebben totstandgebracht
- hebben totstandgebracht
- hebben totstandgebracht
v.v.t.
- had totstandgebracht
- had totstandgebracht
- had totstandgebracht
- hadden totstandgebracht
- hadden totstandgebracht
- hadden totstandgebracht
o.t.t.t.
- zal totstandbrengen
- zult totstandbrengen
- zal totstandbrengen
- zullen totstandbrengen
- zullen totstandbrengen
- zullen totstandbrengen
o.v.t.t.
- zou totstandbrengen
- zou totstandbrengen
- zou totstandbrengen
- zouden totstandbrengen
- zouden totstandbrengen
- zouden totstandbrengen
en verder
- ben totstandgebracht
- bent totstandgebracht
- is totstandgebracht
- zijn totstandgebracht
- zijn totstandgebracht
- zijn totstandgebracht
diversen
- breng totstand!
- brengt totstand!
- totstandgebracht
- totstandbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für totstandbrengen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
accomplish | totstandbrengen | afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; doen; een einde maken aan; fixen; functie bekleden; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; lappen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; vervullen; volbrengen; volmaken; voltooien; volvoeren; voor elkaar krijgen |
achieve | totstandbrengen | een prestatie leveren; presteren |
attain | totstandbrengen | |
bring about | totstandbrengen | bewerkstelligen; losmaken; realiseren; teweegbrengen; tot stand brengen; veroorzaken; verwerkelijken; verwezenlijken; voor elkaar krijgen |