Übersicht
Niederländisch nach Englisch: mehr Daten
-
opgewekt:
- cheerful; enthusiastic; happy; gay; bright; buoyant; sunny; enchanted; vibrant; merry; attentive; amusing; eager; joyful; mystified; joyous; tidy; pleasant; jolly; spell bound; reliable; dependable; festive; trustworthy; under enchantment; passionate; neat; colourful; funny; animated; safe; trusted; clear; colorful; eagre; pleased; glad; satisfied; sprightly; bustling; lively; full of joy; brisk; high-spirited; upbeat; felicitous; in good spirits; good-tempered; good-humoured; good natured; good-humored; as pleased as punch; in high spirits
- opwekken:
-
Wiktionary:
- opgewekt → cheerful, brisk, up
- opgewekt → active, alert, brisk, keen, adroit, lively, sprightly, spirited, vigorous, perky, spry, in action, assets, lurid, acrid, acrimonious, poignant, waspish, acute, vivacious, vigilant
- opwekken → stimulate, generate, induce, arouse, rouse
- opwekken → stimulate, encourage, urge, prod, spur on, spur, instigate, stir up, impel, prompt, stir, abet, trigger, rekindle, revive, arouse, awaken, wake, awake, waken
Niederländisch
Detailübersetzungen für opgewekt (Niederländisch) ins Englisch
opgewekt:
-
opgewekt (vrolijk; blijmoedig; levendig; opgetogen; zonnig; lustig; uitgelaten; fideel; jolig; monter; dartel; kwiek; welgemoed; wakker; fleurig; blijgeestig; blij; opgeruimd; geestig; kleurig)
cheerful; enthusiastic; happy; gay; buoyant; sunny; enchanted; vibrant; merry; attentive; amusing; eager; joyful; mystified; joyous; tidy; pleasant; jolly; spell bound; reliable; dependable; festive; trustworthy; under enchantment; passionate; neat; colourful; funny; animated; safe; trusted; clear; colorful; eagre-
cheerful Adjektiv
-
enthusiastic Adjektiv
-
happy Adjektiv
-
gay Adjektiv
-
buoyant Adjektiv
-
sunny Adjektiv
-
enchanted Adjektiv
-
vibrant Adjektiv
-
merry Adjektiv
-
attentive Adjektiv
-
amusing Adjektiv
-
joyful Adjektiv
-
mystified Adjektiv
-
joyous Adjektiv
-
tidy Adjektiv
-
pleasant Adjektiv
-
jolly Adjektiv
-
spell bound Adjektiv
-
reliable Adjektiv
-
dependable Adjektiv
-
festive Adjektiv
-
trustworthy Adjektiv
-
under enchantment Adjektiv
-
passionate Adjektiv
-
neat Adjektiv
-
funny Adjektiv
-
animated Adjektiv
-
safe Adjektiv
-
trusted Adjektiv
-
clear Adjektiv
-
-
opgewekt (vrolijk; blij; blijmoedig; opgetogen; blijgestemd)
-
opgewekt (monter; vrolijk; levendig; levenslustig; blij; dartel; blijmoedig; tierig; opgetogen)
-
opgewekt (blijmoedig)
felicitous; in good spirits; cheerful; joyful; happy-
felicitous Adjektiv
-
in good spirits adv
-
cheerful Adjektiv
-
joyful Adjektiv
-
happy Adjektiv
-
-
opgewekt (goedgeluimd; goedgehumeurd; welgemoed; welgestemd)
cheerful; good-tempered; good-humoured; good natured; good-humored-
cheerful Adjektiv
-
good-tempered Adjektiv
-
good natured Adjektiv
-
-
opgewekt (opgetogen)
as pleased as punch; cheerful; in high spirits-
as pleased as punch Adjektiv
-
cheerful Adjektiv
-
in high spirits Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für opgewekt:
Verwandte Wörter für "opgewekt":
Wiktionary Übersetzungen für opgewekt:
opgewekt
Cross Translation:
adjective
opgewekt
-
in een actieve en positieve stemming
- opgewekt → cheerful
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opgewekt | → active; alert; brisk; keen; adroit; lively; sprightly; spirited; vigorous; perky; spry; in action; assets | ↔ actif — Qui agir ou qui a la vertu d’agir. |
• opgewekt | → lurid; acrid; acrimonious; poignant; waspish; acute; perky; vivacious; alert; brisk; adroit; sprightly; vigorous; spry; active | ↔ vif — Qui est en vie. |
• opgewekt | → vigilant | ↔ vigilant — Qui veille avec attention. |
opgewekt form of opwekken:
-
opwekken (aandrijven; aansporen; stimuleren; prikkelen; opkrikken)
-
opwekken (verlevendigen; tot leven wekken; activeren; reanimeren; opleven)
-
opwekken (prikkelen; opwinden; stimuleren)
-
opwekken (stimuleren; aanmoedigen; activeren; oppeppen; bezielen)
Konjugationen für opwekken:
o.t.t.
- wek op
- wekt op
- wekt op
- wekken op
- wekken op
- wekken op
o.v.t.
- wekte op
- wekte op
- wekte op
- wekten op
- wekten op
- wekten op
v.t.t.
- heb opgewekt
- hebt opgewekt
- heeft opgewekt
- hebben opgewekt
- hebben opgewekt
- hebben opgewekt
v.v.t.
- had opgewekt
- had opgewekt
- had opgewekt
- hadden opgewekt
- hadden opgewekt
- hadden opgewekt
o.t.t.t.
- zal opwekken
- zult opwekken
- zal opwekken
- zullen opwekken
- zullen opwekken
- zullen opwekken
o.v.t.t.
- zou opwekken
- zou opwekken
- zou opwekken
- zouden opwekken
- zouden opwekken
- zouden opwekken
en verder
- is opgewekt
- zijn opgewekt
diversen
- wek op!
- wekt op!
- opgewekt
- opwekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
opwekken (instigeren)
Übersetzung Matrix für opwekken:
Wiktionary Übersetzungen für opwekken:
opwekken
opwekken
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opwekken | → stimulate; encourage; urge; prod; spur on; spur; instigate; stir up; impel; prompt; stir; abet; trigger | ↔ inciter — pousser, déterminer à faire quelque chose. |
• opwekken | → rekindle; revive | ↔ ranimer — rendre la vie ; redonner la vie. |
• opwekken | → arouse; awaken; wake; awake; waken | ↔ réveiller — transitif|fr tirer du sommeil. |