Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. omhooggaand:
  2. omhooggaan:


Niederländisch

Detailübersetzungen für omhooggaand (Niederländisch) ins Englisch

omhooggaand:

omhooggaand Adjektiv

  1. omhooggaand (klimmend; toenemend; stijgend; )

Übersetzung Matrix für omhooggaand:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
climbing opklimmen; stijgen
going up klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging
increasing aangroei; aanwas; uitdijen; uitdijing
mounting filmmontage; kader; lijst; montage; montering; omlijsting; raam; rand; scheepsaffuit; zetsels; zetten; zetwerk
rising aangroei; aanwas; aanwassen; aanzwellen; klimmen; omhoog komen; omhoogkomen; opstijgen; rijzing; stijgen; stijging; uitdijen; uitdijing; verrijzing; wassen; zwellen
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
increasing klimmend; omhooggaand; oplopend; rijzend; stijgend; toenemend; verheffend in toenemende mate; meer en meer; oprijzend; toenemend
rising klimmend; omhooggaand; oplopend; rijzend; stijgend; toenemend; verheffend oprijzend
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
climbing klimmend; omhooggaand; oplopend; rijzend; stijgend; toenemend; verheffend oprijzend
going up klimmend; omhooggaand; oplopend; rijzend; stijgend; toenemend; verheffend
mounting klimmend; omhooggaand; oplopend; rijzend; stijgend; toenemend; verheffend oprijzend
on the increase klimmend; omhooggaand; oplopend; rijzend; stijgend; toenemend; verheffend oprijzend

omhooggaan:

omhooggaan Verb (ga omhoog, gaat omhoog, ging omhoog, gingen omhoog, omhooggegaan)

  1. omhooggaan (naar boven gaan)
    to rise; to go upstairs
    • rise Verb (rises, rose, rising)
    • go upstairs Verb (goes upstairs, went upstairs, going upstairs)
  2. omhooggaan (toenemen; groeien; stijgen; )
    to increase; to rise; to expand; to grow; to extend; to ascent; to arise; to add to
    • increase Verb (increases, increased, increasing)
    • rise Verb (rises, rose, rising)
    • expand Verb (expands, expanded, expanding)
    • grow Verb (grows, grew, growing)
    • extend Verb (extends, extended, extending)
    • ascent Verb (ascents, ascented, ascenting)
    • arise Verb (arises, arised, arising)
    • add to Verb (adds to, added to, adding to)

Konjugationen für omhooggaan:

o.t.t.
  1. ga omhoog
  2. gaat omhoog
  3. gaat omhoog
  4. gaan omhoog
  5. gaan omhoog
  6. gaan omhoog
o.v.t.
  1. ging omhoog
  2. ging oomhoog
  3. ging omhoog
  4. gingen omhoog
  5. gingen omhoog
  6. gingen omhoog
v.t.t.
  1. ben omhooggegaan
  2. bent omhooggegaan
  3. is omhooggegaan
  4. zijn omhooggegaan
  5. zijn omhooggegaan
  6. zijn omhooggegaan
v.v.t.
  1. was omhooggegaan
  2. was omhooggegaan
  3. was omhooggegaan
  4. waren omhooggegaan
  5. waren omhooggegaan
  6. waren omhooggegaan
o.t.t.t.
  1. zal omhooggaan
  2. zult omhooggaan
  3. zal omhooggaan
  4. zullen omhooggaan
  5. zullen omhooggaan
  6. zullen omhooggaan
o.v.t.t.
  1. zou omhooggaan
  2. zou omhooggaan
  3. zou omhooggaan
  4. zouden omhooggaan
  5. zouden omhooggaan
  6. zouden omhooggaan
diversen
  1. ga omhoog!
  2. gaat omhoog!
  3. omhooggegaan
  4. omhooggaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für omhooggaan:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ascent beklimming; bestijging; klim; klimmen; omhoogkomen; ontwikkelingsgang; opklimmen; opstijgen; progressie; stijgen; stijging; toename; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering
grow bloesem
increase aangroei; aangroeiing; aanvulling; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; het groter worden; klimmen; omhoogkomen; ontwikkelingsgang; opstijgen; progressie; stijgen; stijging; toename; toename voorraad; toeneming; uitbreiding; uitzetten; uitzetting; vergroting; verhoging; verloop; vermedevuldigen; vermeerdering; vermenigvuldiging; versterking; verveelvoudiging; voortgang; vooruitgang; vordering; wijd worden
rise aangroei; aangroeiing; aanwas; aanwinst; bult; expansie; groei; groter worden; heuvel; klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking; vooruitgang; vordering
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
add to aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; toevoegen
arise aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen gaan staan; gebeuren; geschieden; omhoogrijzen; ontspinnen; opdagen; opduiken; opkomen; oprijzen; opstaan; plaats hebben; plaats vinden; rijzen; verschijnen
ascent aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen gaan staan; omhoogrijzen; opstaan; rijzen
expand aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aanbouwen; aangroeien; bijbouwen; breed uitmeten; dik worden; expanderen; openen; opzwellen; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitweiden; uitzwellen; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; zich vermeerderen
extend aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aanbouwen; aangeven; aanreiken; afgeven; bijbouwen; expanderen; geven; openen; overgeven; overhandigen; strekken; talrijker maken; toesteken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden
go upstairs naar boven gaan; omhooggaan
grow aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aanwassen; gedijen; groeien; groot worden; hoger worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogkomen; omhoogstijgen; opgroeien; opstijgen; opvliegen; rijzen; stijgen; tieren; uitdijen; uitzwellen; volgroeien; volwassen worden; wassen
increase aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aangroeien; hoger worden; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen; talrijker maken; uitbreiden; vergroten; vermeerderen; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen
rise aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; naar boven gaan; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aanwassen; bevorderd worden; de hoogte ingaan; gaan staan; groeien; groot worden; hoger worden; hogerop komen; in de lucht omhoogstijgen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogkomen; omhoogrijzen; omhoogstijgen; opborrelen; opgroeien; opstaan; opstijgen; opvliegen; opwellen; rijzen; stijgen; uitrijzen; uittorenen; verheffen; zich opwerken