Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
board
|
|
aandeel; beheer; bestuur; deel; directie; hoofdbestuur; kostgeld; lat; legbord; leiding; part; schroot; smalle plank
|
lodge
|
|
loge; schouwburgplaats; vrijmetselaarsloge
|
place
|
|
gebied; gewest; gouw; hoek; landstreek; locatie; navigatieplaats; oord; plaats; plek; regio; stekkie; streek
|
shelter
|
|
abri; accommodatie; asiel; behuizing; bescherming; beschutting; hospitium; huisvesting; kwartier; luwte; onderdak; onderkomen; opvangcentrum; protectie; schuilhoek; schuilhol; schuilkelder; schuilplaats; stek; tehuis; toevlucht; toevluchtshaven; toevluchtsoord; verblijfplaats; vrijplaats; wachthuisje; wijkplaats
|
station
|
|
standoord; station
|
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
accomodate someone
|
herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen
|
|
board
|
herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen
|
emballeren; enteren; inpakken; inwikkelen; kartonneren; verpakken
|
lodge
|
herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen
|
accommoderen; herbergen; huisvesten; huizen; iemand huisvesten; inwonen; leven; logeren; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen; resideren; verblijven; wonen
|
offer someone lodges
|
herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen
|
|
place
|
herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen
|
aanbrengen; aanleggen; bijzetten; deponeren; installeren; leggen; monteren en aansluiten; neerleggen; neerzetten; plaatsen; situeren; stationeren; wegleggen; zetten; zich afspelen
|
shelter
|
herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen
|
accommoderen; herbergen; huisvesten; huizen; iemand huisvesten; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen; schuilen; toevluchten; uitwijken; wegkruipen
|
station
|
herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen
|
deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; posten; posteren; situeren; stationeren; zetten; zich afspelen
|