Niederländisch

Detailübersetzungen für geslepen (Niederländisch) ins Englisch

geslepen:

geslepen Adjektiv

  1. geslepen (doortrapt; gemeen; achterbaks; )
    vicious; mean; nasty; shrewd; cunning; sly; underhand; vile; slippery; false; sharp; low
  2. geslepen (vlak; effen; gelijk; )
    smooth; flat; level; even; uniform; coarse; unwavering; crude; vulgar; point blank; flatly; bluntly; close by; close
  3. geslepen (listig; sluw; geraffineerd; )
    roguish; sly; cunning; slick
  4. geslepen (gladgeslepen; gepolijst; gladgemaakt)
  5. geslepen (leep; sluw; gewiekst; gehaaid)
    shrewd; cunning; sly
  6. geslepen (doorgewinterd; door en door; geroutineerd; uitgeslapen)
    seasoned

Übersetzung Matrix für geslepen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cunning arglist; arglistigheid; doortraptheid; geraffineerdheid; geslepenheid; gewiekstheid; gladheid; leepheid; linkheid; listigheid; raffinement; sluwheid; snoodheid
flat afvlakken; appartement; etagewoning; flat; klapband; wad
level afgraven; afgraving; dimensieniveau; echelon; etage; gehalte; geleding; graad; gradatie; laag; mate; niveau; peil; plan; stand; verdieping; vlak; vlak maken; waterpas; woonlaag
low depressie; dieptepunt; diepterecord; emotionele crisis; laagtepunt; laagterecord; lage luchtdruk
uniform tenue; uniform
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
close afsluiten; dichtdoen; dichten; dichtgaan; dichtmaken; dichtstoppen; dichtvallen; sluiten; stoppen; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; toevallen; zich sluiten
even effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
level afplatten; effenen; gelijk trekken; gelijkmaken; nivelleren; platmaken; vereffenen; verrekenen; vlak maken
low loeien
mean bedoelen; beduiden; beogen; betekenen; ergens iets mee willen zeggen; inhouden; neerkomen op; ten doel hebben
smooth afplatten; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; nivelleren; platmaken; politoeren; raspen; schaven; schuren; vlak maken
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
coarse effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schofterig; schunnig; triviaal; vunzig
crude effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit blank; cru; grof; laagstaand; ongelakt; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; ordinair; plat; platvloers; primitief; rechttoe rechtaan; vulgair
cunning achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt berekenend; gehaaid; gewiekst; obsceen; schuin; vies; vunzig; zedeloos
level effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit waterpas
mean achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; banaal; bedriegelijk; doortrapt; gefingeerd; gemeen; geniepig; gluiperig; in het geniep; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; listig; min; nagemaakt; onecht; onedel; onwaar; ploertig; slecht; slinks; snood; stiekem; vals; verachtelijk; vuig
nasty achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; banaal; donker; doortrapt; dubieus; duister; geniepig; glibberig; gluiperig; grof; in het geniep; kwalijk; laag-bij-de-grond; listig; lomp; misselijk; naar; obscuur; onguur; onpasselijk; onwel; pesterig; plat; platvloers; ploertig; schunnig; slinks; snood; stiekem; triviaal; verdacht; vunzig
polished gepolijst; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen gelikt; gepoetst; gepolijst; gladjanusachtig; opgepoetst
roguish arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; guitig; loos; olijk; schurkachtig; vals; vrij; zonder taak
seasoned door en door; doorgewinterd; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen belegen; doorgewinterde; doorkneed; gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig
sharpened gepolijst; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen gescherpt
shrewd achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt berekenend; bij de pinken; clever; gehaaid; gewiekst; goochem; kien; pienter; scherpzinnig; schrander; slim; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen
slick arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw gelikt; gladjanusachtig; picobello; piekfijn; tiptop
slippery achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt glad; glibberig; obsceen; schuin; slipgevaarlijk; vies; vunzig; zedeloos
smooth effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit obsceen; rimpelloos; schuin; smeuïg; stromend; vies; vliedend; vloeiend; vlot; vunzig; zedeloos
smoothened gepolijst; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen
uniform effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit eenvormig; gelijkslachtig; gelijkvormig; homogeen; uniform
unwavering effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
vicious achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; boos; boosaardig; gebelgd; gemeen; geniepig; giftig; gluiperig; in het geniep; kwaad; kwaadaardig; kwaadwillig; malicieus; met slechte intentie; nijdig; slecht; snood; stiekem; vals; venijnig; verbolgen; verraderlijk; vertoornd; vicieus
vile achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; gemeen; geniepig; gluiperig; in het geniep; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; laaghartigste; laagste; onedel; snood; stiekem
vulgar effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; losbandig; ordinair; plat; platvloers; schunnig; triviaal; tuchteloos; vulgair; vunzig
AdverbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bluntly effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit botweg; gewoonweg; gladaf; gladweg; platweg; ronduit
close dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
close by dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
flatly effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit platweg
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
close effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit bedompt; benauwd; drukkend; eindig; gehecht; muf; rakelings; ternauwernood; vergankelijk; verknocht; voorbijgaand
close by effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit nabije
even effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit daarnet; even; juist; net; pas; quitte; van getal; zelfs; zojuist; zonet
false achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt bedriegelijk; ernaast; fout; foutief; gefingeerd; gemeen; kwaadwillig; laag; leugenachtig; met slechte intentie; mis; nagemaakt; niet echt; onecht; onjuist; onwaar; onwaarachtig; slecht; ten onrechte; vals; verachtelijk; verkeerd
flat effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit flauwtjes; mol; muf; onfris; oubakken; oud; oudbakken; plat; toonloos; verschaald; zonder toon; zouteloos
low achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; gemeen; geniepig; gluiperig; in het geniep; kwaadwillig; laag; laaghangend; laagstaand; met slechte intentie; niet hoog; slecht; snood; stiekem; vals
point blank effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
sharp achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt adrem; bijdehand; bitter; gehaaid; gevat; gewiekst; giftig; intelligent; kien; kwaad; messcherp; nijdig; op afgebeten toon; pienter; puntig; raak; scherp; scherp gepunt; scherpgerand; schrander; schril; slim; snedig; snijdend; snugger; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; uitgekookt; uitgeslapen; vlijmend; vlijmscherp; woedend; zeer boos
sly achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt berekenend; bij de pinken; clever; gehaaid; gewiekst; goochem; kien; loos; pesterig; pienter; scherpzinnig; schrander; slim; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vrij; zonder taak
underhand achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; doortrapt; geniepig; gevaarlijk; gluiperig; heimelijk; in het geniep; listig; onderhands; slinks; snood; stiekem; stilletjes; vals; verraderlijk
well sharpened gepolijst; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen

Verwandte Wörter für "geslepen":


Wiktionary Übersetzungen für geslepen:

geslepen
adjective
  1. of a gem, carved into a shape
  2. sly
  3. pertaining to a fox

geslepen form of slijpen:

slijpen Verb (slijp, slijpt, slijpte, slijpten, geslepen)

  1. slijpen (wetten; aanzetten; scherpen)
    to grind; to whet; to sharpen; to strop
    • grind Verb (grinds, ground, grinding)
    • whet Verb (whets, whetted, whetting)
    • sharpen Verb (sharpens, sharpened, sharpening)
    • strop Verb (strops, stropped, stropping)
  2. slijpen (scherp maken)
    to sharpen
    • sharpen Verb (sharpens, sharpened, sharpening)

Konjugationen für slijpen:

o.t.t.
  1. slijp
  2. slijpt
  3. slijpt
  4. slijpen
  5. slijpen
  6. slijpen
o.v.t.
  1. slijpte
  2. slijpte
  3. slijpte
  4. slijpten
  5. slijpten
  6. slijpten
v.t.t.
  1. heb geslepen
  2. hebt geslepen
  3. heeft geslepen
  4. hebben geslepen
  5. hebben geslepen
  6. hebben geslepen
v.v.t.
  1. had geslepen
  2. had geslepen
  3. had geslepen
  4. hadden geslepen
  5. hadden geslepen
  6. hadden geslepen
o.t.t.t.
  1. zal slijpen
  2. zult slijpen
  3. zal slijpen
  4. zullen slijpen
  5. zullen slijpen
  6. zullen slijpen
o.v.t.t.
  1. zou slijpen
  2. zou slijpen
  3. zou slijpen
  4. zouden slijpen
  5. zouden slijpen
  6. zouden slijpen
en verder
  1. ben geslepen
  2. bent geslepen
  3. is geslepen
  4. zijn geslepen
  5. zijn geslepen
  6. zijn geslepen
diversen
  1. slijp!
  2. slijpt!
  3. geslepen
  4. slijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

slijpen [znw.] Nomen

  1. slijpen (wegslijpen)
    the grinding; the polishing

Übersetzung Matrix für slijpen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
grinding slijpen; wegslijpen geknars; geknerp
polishing slijpen; wegslijpen beschaven; cultiveren; ontwikkelen; vormen
strop scheerriem
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
grind aanzetten; scherpen; slijpen; wetten afslijpen; erafslijpen; fijnmalen; malen; vermalen
sharpen aanslijpen; aanzetten; scherp maken; scherpen; slijpen; wetten aanhalen; aanpunten; aanscherpen; aanspitsen; punten; verscherpen
strop aanzetten; scherpen; slijpen; wetten
whet aanzetten; scherpen; slijpen; wetten
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
grinding nijpend; smartelijk; tandenknarsend

Wiktionary Übersetzungen für slijpen:

slijpen
verb
  1. door wrijving met een hard fijnverdeeld poeder het oppervlak van een vast voorwerp spiegelglad maken
slijpen
verb
  1. shape, polish, etc, using a machine
  2. to sharpen with a hone
  3. to form or shape by cutting
  4. to make sharp
  5. hone or rub on with some substance for the purpose of sharpening

Cross Translation:
FromToVia
slijpen sharpen; whet affileraiguiser le tranchant émousser ou ébrécher d’un instrument, lui donner le fil.
slijpen sharpen; whet; hone aiguiserrendre aigu.
slijpen cut; slice; trim; carve; chisel; whittle; chop; hack; hew; facet; cut off; grave taillercouper, retrancher d’une matière, en ôter avec le marteau, le ciseau, ou tout autre instrument, ce qu’il y a de superflu, pour lui donner une certaine forme, pour la rendre propre à tel ou tel usage.

geslepen form of slepen:

slepen Verb (sleep, sleept, sleepte, sleepten, geslepen)

  1. slepen
    to tow; to haul; to trail
    • tow Verb (tows, towed, towing)
    • haul Verb (hauls, hauled, hauling)
    • trail Verb (trails, trailed, trailing)
  2. slepen
    to pull along; shlep; schlep
    – pull along heavily, like a heavy load against a resistance 1
    • pull along Verb (pulls along, pulled along, pulling along)
    • shlep Verb
      • Can you shlep this bag of potatoes upstairs?1
    • schlep Verb
  3. slepen
    to drag
    – To move an item on the screen by selecting the item and then pressing and holding down the mouse button while moving the mouse. 2
    • drag Verb (drags, dragged, dragging)

Konjugationen für slepen:

o.t.t.
  1. sleep
  2. sleept
  3. sleept
  4. slepen
  5. slepen
  6. slepen
o.v.t.
  1. sleepte
  2. sleepte
  3. sleepte
  4. sleepten
  5. sleepten
  6. sleepten
v.t.t.
  1. heb geslepen
  2. hebt geslepen
  3. heeft geslepen
  4. hebben geslepen
  5. hebben geslepen
  6. hebben geslepen
v.v.t.
  1. had geslepen
  2. had geslepen
  3. had geslepen
  4. hadden geslepen
  5. hadden geslepen
  6. hadden geslepen
o.t.t.t.
  1. zal slepen
  2. zult slepen
  3. zal slepen
  4. zullen slepen
  5. zullen slepen
  6. zullen slepen
o.v.t.t.
  1. zou slepen
  2. zou slepen
  3. zou slepen
  4. zouden slepen
  5. zouden slepen
  6. zouden slepen
en verder
  1. ben geslepen
  2. bent geslepen
  3. is geslepen
  4. zijn geslepen
  5. zijn geslepen
  6. zijn geslepen
diversen
  1. sleep!
  2. sleept!
  3. geslepen
  4. slepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

slepen [het ~] Nomen

  1. het slepen (wegslepen)
    the dragging; the hauling

Übersetzung Matrix für slepen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
drag aanstoot; dreg; dreganker; dreghaak; ergernis; haal; haaltje; irritatie; jachtwagen; luchtweerstand; misnoegen; trekje; trekje aan een sigaret
dragging slepen; wegslepen afdreggen; afstropen; afzoeken; dreggen; geheel doorzoeken; gesleep; gesleur
haul belading; lading; last; vracht
hauling slepen; wegslepen
trail afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; sliert; slingervormig ding; tournee; traject; weg
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
drag slepen aanslepen; dreggen; graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; sjorren; sjouwen; sleuren; snaaien; torsen; wegkapen; zeulen
haul slepen aanslepen; eruit halen; met een takel ophijsen; sleuren; takelen; te voorschijn trekken; trekken; voorttrekken
pull along slepen meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen
schlep slepen
shlep slepen
tow slepen
trail slepen
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dragging aarzelend; besluitloos; dralend; langzaam; leuterig; lijzig; log; loom; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; weifelend

Verwandte Wörter für "slepen":


Wiktionary Übersetzungen für slepen:

slepen
verb
  1. trekkend over de grond of het wateroppervlak verplaatsen
slepen
verb
  1. to pull along a surface
  2. to cause to move in contact with a surface
  3. pull

Cross Translation:
FromToVia
slepen drag; pull zurren(transitiv), mundartlich, umgangssprachlich: Synonym für „zerren“, „ziehen“
slepen drag; tow; pull; trail; drag along trainertirer après soi.
slepen drag; tow; pull; trail; drag along traînertirer après soi.

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für geslepen