Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. figureren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für figureren (Niederländisch) ins Englisch

figureren:

figureren Verb (figureer, figureert, figureerde, figureerden, gefigureerd)

  1. figureren
    to figure; to pose
    • figure Verb (figures, figured, figuring)
    • pose Verb (poses, posed, posing)

Konjugationen für figureren:

o.t.t.
  1. figureer
  2. figureert
  3. figureert
  4. figureren
  5. figureren
  6. figureren
o.v.t.
  1. figureerde
  2. figureerde
  3. figureerde
  4. figureerden
  5. figureerden
  6. figureerden
v.t.t.
  1. heb gefigureerd
  2. hebt gefigureerd
  3. heeft gefigureerd
  4. hebben gefigureerd
  5. hebben gefigureerd
  6. hebben gefigureerd
v.v.t.
  1. had gefigureerd
  2. had gefigureerd
  3. had gefigureerd
  4. hadden gefigureerd
  5. hadden gefigureerd
  6. hadden gefigureerd
o.t.t.t.
  1. zal figureren
  2. zult figureren
  3. zal figureren
  4. zullen figureren
  5. zullen figureren
  6. zullen figureren
o.v.t.t.
  1. zou figureren
  2. zou figureren
  3. zou figureren
  4. zouden figureren
  5. zouden figureren
  6. zouden figureren
diversen
  1. figureer!
  2. figureert!
  3. gefigureerd
  4. figurerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für figureren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
figure cijfer; constitutie; debiel; figuur; flapdrol; gedaante; gek; gestalte; getal; idioot; imbeciel; lichaamsbouw; lichaamslijn; lichaamspostuur; mafkees; mafketel; mafkikker; personage; postuur; rangnummer; silhouet; uiterlijk; verschijning; vorm; waanzinnige; zot
pose aanstellerij; modelzitten; poseren; toneel
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
figure figureren visualiseren
pose figureren