Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. klemmen:
  2. klem:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für klemmen (Niederländisch) ins Englisch

klemmen:

klemmen Verb (klem, klemt, klemde, klemden, geklemd)

  1. klemmen (omklemmen; knellen)
    to clasp; to clutch; to grip; to grasp; to seize
    • clasp Verb (clasps, clasped, clasping)
    • clutch Verb (clutchs, clutched, clutching)
    • grip Verb (grips, gripped, gripping)
    • grasp Verb (grasps, grasped, grasping)
    • seize Verb (seizes, seized, seizing)

Konjugationen für klemmen:

o.t.t.
  1. klem
  2. klemt
  3. klemt
  4. klemmen
  5. klemmen
  6. klemmen
o.v.t.
  1. klemde
  2. klemde
  3. klemde
  4. klemden
  5. klemden
  6. klemden
v.t.t.
  1. heb geklemd
  2. hebt geklemd
  3. heeft geklemd
  4. hebben geklemd
  5. hebben geklemd
  6. hebben geklemd
v.v.t.
  1. had geklemd
  2. had geklemd
  3. had geklemd
  4. hadden geklemd
  5. hadden geklemd
  6. hadden geklemd
o.t.t.t.
  1. zal klemmen
  2. zult klemmen
  3. zal klemmen
  4. zullen klemmen
  5. zullen klemmen
  6. zullen klemmen
o.v.t.t.
  1. zou klemmen
  2. zou klemmen
  3. zou klemmen
  4. zouden klemmen
  5. zouden klemmen
  6. zouden klemmen
en verder
  1. is geklemd
diversen
  1. klem!
  2. klemt!
  3. geklemd
  4. klemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für klemmen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
clasp grendel; knip; knipbeugel; schuif; sluitinrichting voor deur of raam
clutch koppelingspedaal; ontkoppelingspedaal; versnellingspedaal
grasp begrijpen; inzicht
grip beugel; draagbeugel; greep; handel; handgreep; handvat; hendel; hengsel
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
clasp klemmen; knellen; omklemmen aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; graaien; grijpen; grissen; jatten; klampen; pikken; snaaien; vastklampen; vastpakken; wegkapen
clutch klemmen; knellen; omklemmen graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen
grasp klemmen; knellen; omklemmen aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; begrijpen; beseffen; doorzien; graaien; grijpen; grissen; inzien; jatten; met het verstand vatten; onderkennen; pikken; realiseren; snaaien; snappen; vastklampen; vastpakken; wegkapen
grip klemmen; knellen; omklemmen aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; graaien; grijpen; grissen; jatten; klauwen; pakken; pikken; snaaien; vangen; vastklampen; vastpakken; vatten; verstrikken; wegkapen
seize klemmen; knellen; omklemmen aanhouden; aanklampen; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; bemachtigen; betrappen; bevangen; buitmaken; confisqueren; eigen maken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; iets bemachtigen; in beslag nemen; ingrijpen; inrekenen; jatten; klauwen; kopen; oppakken; pakken; pikken; snaaien; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; vangen; vastklampen; vastpakken; vatten; verbeurdverklaren; verkrijgen; veroveren; verstrikken; verwerven; wegkapen; zich bedienen

Verwandte Wörter für "klemmen":


Wiktionary Übersetzungen für klemmen:

klemmen
verb
  1. to apply pressure to from two or more sides at once

Cross Translation:
FromToVia
klemmen strum; pinch; nip pincerserrer fortement avec une pince, avec des tenailles ou autres instruments semblables.

klem:

klem Adjektiv

  1. klem (in de knel)
    jammed; stuck

klem [de ~] Nomen

  1. de klem (klemhaak)
    the clamp; the cramp-iron; the clip; the cramp
  2. de klem (pin; pen)
    the pin; the peg; the plug
    • pin [the ~] Nomen
    • peg [the ~] Nomen
    • plug [the ~] Nomen
  3. de klem (tang)
    the pincers; the pincer; the pair of tongs; the forceps; the clip

Übersetzung Matrix für klem:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
clamp klem; klemhaak klamp; koeklauw; kram; lijmtang
clip klem; klemhaak; tang clip; kleine tik; klopje; kram; mediaclip; multimediaclip; scheerwol; tikje
cramp klem; klemhaak kram; kramp; lijmtang; spiersamentrekking
cramp-iron klem; klemhaak kram
forceps klem; tang buigtang; tang om iets te buigen
pair of tongs klem; tang
peg klem; pen; pin borgmoer; borrel; haak; haakje; keg; keil; muurplug; neut; ophanghaak; ophanghaakje; plug; spie; staande receptie; wig
pin klem; pen; pin borgmoer; pin; speld; speldje; spie
pincer klem; tang
pincers klem; tang buigtang; knijptang; nijptang; tang om iets te buigen
plug klem; pen; pin muurplug; plug; steekcontact; stekker; stekkertje
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
clamp aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; knellen; krammen; met een kram vastmaken; vasthouden; vastklampen; vastklemmen; vastknellen; vastpakken
clip een opdonder verkopen; haar kort laten knippen; inkorten; knotten; kort knippen; kort maken; korten; korter maken; kortwieken; scheren; verkorten
pin dichtspelden; pinnen; spelden; vastmaken; vastpinnen; vastprikken; vastspelden
plug adverteren; dichten; dichtmaken; dichtstoppen; per advertentie aanbieden; stoppen
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
jammed in de knel; klem
stuck in de knel; klem beklemd; bekneld; klemgereden; klemgezet

Verwandte Wörter für "klem":


Wiktionary Übersetzungen für klem:

klem
noun
  1. een werktuig waarin iets door samendrukken bijeengehouden of vastgezet kan worden

Cross Translation:
FromToVia
klem tetanus; lockjaw WundstarrkrampfMedizin: bakterielle, meldepflichtige Wundinfektionskrankheit von dem Bakterium Clostridium tetani hervorgerufen
klem emphasis; accent; highlight; bombast emphaseaffectation pompeux dans le discours ou dans le débit.