Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. houden voor:
  2. voorhouden:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für houden voor (Niederländisch) ins Englisch

houden voor:

houden voor Verb

  1. houden voor (veronderstellen te zijn)
    to suppose to be; to consider
    • suppose to be Verb (supposes to be, supposed to be, supposing to be)
    • consider Verb (considers, considered, considering)

Übersetzung Matrix für houden voor:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
consider houden voor; veronderstellen te zijn aanbevelen; aanraden; afwegen; bekijken; beraadslagen; beraden; beschouwen; bezinnen; consideren; considereren; iemand recommanderen; iets overwegen; in acht nemen; in overweging nemen; kunnen doodvallen; nadenken; nomineren; ontzien; op het oog hebben; overdenken; overleggen; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren; sparen; verschonen; voordragen; wikken en wegen
suppose to be houden voor; veronderstellen te zijn

Wiktionary Übersetzungen für houden voor:


Cross Translation:
FromToVia
houden voor believe; deem; account; accredit; acknowledge; recognize; concede; admit; avow croiretenir pour véritable.

voorhouden:

voorhouden Verb (houd voor, houdt voor, hield voor, hielden voor, voorgehouden)

  1. voorhouden (aanrekenen; beschuldigen; verwijten; )
    to accuse; to blame; to reproach; to reprimand; hold against; to rebuke; to discredit
    • accuse Verb (accuses, accused, accusing)
    • blame Verb (blames, blamed, blaming)
    • reproach Verb (reproaches, reproached, reproaching)
    • reprimand Verb (reprimands, reprimanded, reprimanding)
    • rebuke Verb (rebukes, rebuked, rebuking)
    • discredit Verb (discredits, discredited, discrediting)

Konjugationen für voorhouden:

o.t.t.
  1. houd voor
  2. houdt voor
  3. houdt voor
  4. houden voor
  5. houden voor
  6. houden voor
o.v.t.
  1. hield voor
  2. hield voor
  3. hield voor
  4. hielden voor
  5. hielden voor
  6. hielden voor
v.t.t.
  1. heb voorgehouden
  2. hebt voorgehouden
  3. heeft voorgehouden
  4. hebben voorgehouden
  5. hebben voorgehouden
  6. hebben voorgehouden
v.v.t.
  1. had voorgehouden
  2. had voorgehouden
  3. had voorgehouden
  4. hadden voorgehouden
  5. hadden voorgehouden
  6. hadden voorgehouden
o.t.t.t.
  1. zal voorhouden
  2. zult voorhouden
  3. zal voorhouden
  4. zullen voorhouden
  5. zullen voorhouden
  6. zullen voorhouden
o.v.t.t.
  1. zou voorhouden
  2. zou voorhouden
  3. zou voorhouden
  4. zouden voorhouden
  5. zouden voorhouden
  6. zouden voorhouden
en verder
  1. ben voorgehouden
  2. bent voorgehouden
  3. is voorgehouden
  4. zijn voorgehouden
  5. zijn voorgehouden
  6. zijn voorgehouden
diversen
  1. houd voor!
  2. houdt voor!
  3. voorgehouden
  4. voorhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für voorhouden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
blame berisping; blaam; gisping; kwalijk nemen; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
discredit diskrediet; opspraak
reprimand berisping; gisping; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
reproach berisping; blaam; gisping; kwalijk nemen; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
accuse aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanklagen; beschuldigen; betichten; incrimineren; ten laste leggen; tenlaste leggen; verdacht maken; verdenken
blame aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; terechtwijzen; vermanen; voor de voeten gooien; waarschuwen; wijten
discredit aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
hold against aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
rebuke aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; bestraffen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; sancties treffen; straffen; terechtwijzen; vermanen; voor de voeten gooien; waarschuwen
reprimand aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; bestraffen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; sancties treffen; straffen; terechtwijzen; vermanen; voor de voeten gooien; waarschuwen
reproach aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanrekenen; aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien

Verwandte Übersetzungen für houden voor