Bevoegdheid: niederländische und englische Suchergebnisse gefunden im Interglot Wörterbuch

Remove Ads

Übersicht

Niederländisch nach Englisch: mehr Daten

bevoegdheid:
- authority; competence; qualification; power; competency; capacity; privilege
bevoegd:
- authorized; competent; skilled; authorised
Wiktionary:
- bevoegdheid → competency, competence, authority
- bevoegdheid → authorization, authorisation, clearance, empowerment, permission, leave, dispensation, law, right, entitlement
- bevoegd → competent, qualified, authorized
- bevoegd → competent, able, accomplished, capable, efficient, skilled

Niederländisch

Detailübersetzungen für bevoegdheid (Niederländisch) ins Englisch

bevoegdheid:

bevoegdheid [de ~ (v)] Nomen

de bevoegdheid (bevoegd zijn)
the authority; the competence; the qualification; the power
- authority [the ~] Nomen
- competence [the ~] Nomen
- qualification [the ~] Nomen
- power [the ~] Nomen
de bevoegdheid (competentie)
the competence; the competency; the capacity
- competence [the ~] Nomen
- competency [the ~] Nomen
- capacity [the ~] Nomen
de bevoegdheid
the privilege
– A user's right to perform a specific task, usually one that affects an entire computer system rather than a particular object. Privileges are assigned by administrators to individual users or groups of users as part of the security settings for the computer. ¹
- privilege [the ~] Nomen

Übersetzung Matrix für bevoegdheid:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
authority	bevoegd zijn; bevoegdheid	autorisatie; autoriteit; deskundige; expert; fiat; geven van volmacht; gezag; gezaghebber; gezagsdrager; gezagsorgaan; heerschappij; instantie; kracht; lastbrief; lastgeving; licentie; macht; machtiging; mandaat; procuratie; specialist; toestemming; vakkundige; vergunning; vermogen; volmacht
capacity	bevoegdheid; competentie	aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; geldelijk vermogen; inhoud; inhoudsruimte; knobbel; kracht; kundigheid; kwaliteit; macht; motorvermogen; omvatte ruimte; scherpzinnigheid; talent; ter zake kundigheid; vermogen; vernuft; volume
competence	bevoegd zijn; bevoegdheid; competentie	capabelheid; competentie; deskundigheid; kennis van zaken; mate van kunstbeheersing; techniek; vakkundigheid
competency	bevoegdheid; competentie	competentie
power	bevoegd zijn; bevoegdheid	autorisatie; autoriteit; autoriteiten; capaciteit; dynamiek; electrische stroom; energie; felheid; fiat; fiksheid; gezag; gezaghebbers; heerschappij; kracht; macht; machtiging; mogendheden; mogendheid; sterkte; stroom; toestemming; vermogen; volmacht
privilege	bevoegdheid	bevoorrechting; privilege; voorrecht
qualification	bevoegd zijn; bevoegdheid	bekwaming; kundig maken; kwalificatie
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
privilege		bevoorrechten; voorrechten toekennen

Wiktionary Übersetzungen für bevoegdheid:

bevoegdheid

noun

law: meeting specified qualifications to perform
- competency → bevoegdheid
the quality or state of being competent for a particular task.
- competence → competentie; bevoegdheid
power to enforce rules or give orders
- authority → bevoegdheid; gezag

Cross Translation:

From	To	Via
• bevoegdheid	→ authorization; authorisation; clearance; empowerment; permission; leave; dispensation	↔ autorisation — action d’autoriser.
• bevoegdheid	→ law; right; entitlement	↔ droit — philosophie\|fr fondement des règles, des codes, qui régissent les rapports des hommes dans la société.

bevoegdheid form of bevoegd:

bevoegd Adjektiv

bevoegd
authorized; competent; skilled; authorised
- authorized Adjektiv, amerikanisch
- competent Adjektiv
- skilled Adjektiv
- authorised Adjektiv, britisch

Übersetzung Matrix für bevoegd:

Adjective	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
authorised	bevoegd	geautoriseerd; gerechtigd; gewettigd; gezaghebbend; met gezag bekleed
authorized	bevoegd	geautoriseerd; gerechtigd; gewettigd; gezaghebbend; met gezag bekleed
competent	bevoegd	bekwaam; capabel; competent; deskundig; gediplomeerd; gekwalificeerd; geschikt; oordeelkundig; rechtsbevoegd; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
skilled	bevoegd	bedreven; bekwaam; capabel; competent; gediplomeerd; gekwalificeerd; geleerd; geoefend; geschikt; geschoold; onderwezen

Wiktionary Übersetzungen für bevoegd:

bevoegd

adjective

officieel gerechtigd zijn iets te doen
- bevoegd → competent; qualified; authorized

bevoegd

adjective

Skilled
- competent → bekwaam; bevoegd; capabel; competent

Cross Translation:

From	To	Via
• bevoegd	→ competent; able; accomplished; capable; efficient; skilled	↔ compétent — juri\|fr Qui appartenir, qui est dû en vertu de certains droits. Il ne se dit, en ce sens, que d’une portion de quelque bien, de quelque domaine.

¹Microsoft® Language Portal

Remove Ads

Niederländische und englische Suchergebnisse für: bevoegdheid

Detailübersetzungen für bevoegdheid (Niederländisch) ins Englisch

bevoegdheid:

bevoegdheid [de ~ (v)] Nomen

de bevoegdheid (bevoegd zijn)

de bevoegdheid (competentie)

de bevoegdheid

Übersetzung Matrix für bevoegdheid:

Verwandte Wörter für "bevoegdheid":

Wiktionary Übersetzungen für bevoegdheid:

bevoegdheid form of bevoegd:

bevoegd Adjektiv

bevoegd

Übersetzung Matrix für bevoegd:

Verwandte Wörter für "bevoegd":

Wiktionary Übersetzungen für bevoegd: