Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. uitzaaien:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitzaaien (Niederländisch) ins Englisch

uitzaaien:

uitzaaien Verb (zaai uit, zaait uit, zaaide uit, zaaiden uit, uitgezaaid)

  1. uitzaaien (uitstrooien)
    to metastasize; to disseminate; to sow; to metastasise
    • metastasize Verb, amerikanisch (metastasizes, metastasized, metastasizing)
    • disseminate Verb (disseminates, disseminated, disseminating)
    • sow Verb (sows, sowed, sowing)
    • metastasise Verb, britisch
  2. uitzaaien (rondstrooien; verspreiden; verdeler; )
    to spread; to disperse; to scatter; cast around; to sprinkle; to strew about; to sow; to toss about
    • spread Verb (spreads, spread, spreading)
    • disperse Verb (disperses, dispersed, dispersing)
    • scatter Verb (scatters, scattered, scattering)
    • sprinkle Verb (sprinkles, sprinkled, sprinkling)
    • strew about Verb (strews about, strewed about, strewing about)
    • sow Verb (sows, sowed, sowing)
    • toss about Verb (tosses about, tossed about, tossing about)

Konjugationen für uitzaaien:

o.t.t.
  1. zaai uit
  2. zaait uit
  3. zaait uit
  4. zaaien uit
  5. zaaien uit
  6. zaaien uit
o.v.t.
  1. zaaide uit
  2. zaaide uit
  3. zaaide uit
  4. zaaiden uit
  5. zaaiden uit
  6. zaaiden uit
v.t.t.
  1. heb uitgezaaid
  2. hebt uitgezaaid
  3. heeft uitgezaaid
  4. hebben uitgezaaid
  5. hebben uitgezaaid
  6. hebben uitgezaaid
v.v.t.
  1. had uitgezaaid
  2. had uitgezaaid
  3. had uitgezaaid
  4. hadden uitgezaaid
  5. hadden uitgezaaid
  6. hadden uitgezaaid
o.t.t.t.
  1. zal uitzaaien
  2. zult uitzaaien
  3. zal uitzaaien
  4. zullen uitzaaien
  5. zullen uitzaaien
  6. zullen uitzaaien
o.v.t.t.
  1. zou uitzaaien
  2. zou uitzaaien
  3. zou uitzaaien
  4. zouden uitzaaien
  5. zouden uitzaaien
  6. zouden uitzaaien
en verder
  1. ben uitgezaaid
  2. bent uitgezaaid
  3. is uitgezaaid
  4. zijn uitgezaaid
  5. zijn uitgezaaid
  6. zijn uitgezaaid
diversen
  1. zaai uit!
  2. zaait uit!
  3. uitgezaaid
  4. uitzaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitzaaien:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
sow zeug; zeugen
spread banket; beleg; broodbeleg; feestdiner; feestmaal; smulpartij; spreiding
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cast around rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
disperse rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteendrijven; uiteenstuiven; uiteenvliegen; uitwaaieren; uitzwermen; verdrijven; verjagen; verspreiden; waaieren; wegdrijven; wegjagen; zich verspreiden
disseminate uitstrooien; uitzaaien een boodschap uitdragen; uitdragen; verkondigen
metastasise uitstrooien; uitzaaien
metastasize uitstrooien; uitzaaien
scatter rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteendrijven; uiteenstuiven; uiteenvliegen
sow rondstrooien; uitstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien bezaaien; inzaaien; zaaien
spread rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien een boodschap uitdragen; klaar leggen; spreiden; uitdragen; uitspreiden; uitwrijven; verkondigen; verwijden; voortwoekeren; wijder maken; zich verder verspreiden
sprinkle rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien begieten; besprenkelen; besproeien; gieten; schenken; sprenkelen; uitstorten; water geven
strew about rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
toss about rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
spread gespreid

Wiktionary Übersetzungen für uitzaaien:

uitzaaien
verb
  1. to spread to other sites in the body
past
  1. to sow seeds over a wide area

Cross Translation:
FromToVia
uitzaaien spread; punctuate; stud; stipple; shower; strew; disseminate; propagate; scatter parsemersemer ou jeter çà et là ; répandre.