Niederländisch
Detailübersetzungen für vooruitspringend (Niederländisch) ins Deutsch
vooruitspringend:
-
vooruitspringend (uitspringend; vooruitstekend; naar voren staand)
vorstehend; hervorstehend; vorspringend-
vorstehend Adjektiv
-
hervorstehend Adjektiv
-
vorspringend Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für vooruitspringend:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
hervorstehend | naar voren staand; uitspringend; vooruitspringend; vooruitstekend | eruitspringend; opvallend; uitsteken |
vorspringend | naar voren staand; uitspringend; vooruitspringend; vooruitstekend | |
vorstehend | naar voren staand; uitspringend; vooruitspringend; vooruitstekend |
vooruitspringen:
vooruitspringen Verb (spring vooruit, springt vooruit, sprong vooruit, sprongen vooruit, vooruitgesprongen)
-
vooruitspringen (vooruitsteken)
Konjugationen für vooruitspringen:
o.t.t.
- spring vooruit
- springt vooruit
- springt vooruit
- springen vooruit
- springen vooruit
- springen vooruit
o.v.t.
- sprong vooruit
- sprong vooruit
- sprong vooruit
- sprongen vooruit
- sprongen vooruit
- sprongen vooruit
v.t.t.
- ben vooruitgesprongen
- bent vooruitgesprongen
- is vooruitgesprongen
- zijn vooruitgesprongen
- zijn vooruitgesprongen
- zijn vooruitgesprongen
v.v.t.
- was vooruitgesprongen
- was vooruitgesprongen
- was vooruitgesprongen
- waren vooruitgesprongen
- waren vooruitgesprongen
- waren vooruitgesprongen
o.t.t.t.
- zal vooruitspringen
- zult vooruitspringen
- zal vooruitspringen
- zullen vooruitspringen
- zullen vooruitspringen
- zullen vooruitspringen
o.v.t.t.
- zou vooruitspringen
- zou vooruitspringen
- zou vooruitspringen
- zouden vooruitspringen
- zouden vooruitspringen
- zouden vooruitspringen
diversen
- spring vooruit!
- springt vooruit!
- vooruitgesprongen
- vooruitspringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für vooruitspringen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
vorspringen | vooruitspringen; vooruitsteken | afsteken; eruit springen; in het oog lopen; naar voren springen; opvallen; uitspringen; uitsteken |