Niederländisch
Detailübersetzungen für verschroeien (Niederländisch) ins Deutsch
verschroeien:
Konjugationen für verschroeien:
o.t.t.
- verschroei
- verschroeit
- verschroeit
- verschroeien
- verschroeien
- verschroeien
o.v.t.
- verschroeide
- verschroeide
- verschroeide
- verschroeiden
- verschroeiden
- verschroeiden
v.t.t.
- heb verschroeid
- hebt verschroeid
- heeft verschroeid
- hebben verschroeid
- hebben verschroeid
- hebben verschroeid
v.v.t.
- had verschroeid
- had verschroeid
- had verschroeid
- hadden verschroeid
- hadden verschroeid
- hadden verschroeid
o.t.t.t.
- zal verschroeien
- zult verschroeien
- zal verschroeien
- zullen verschroeien
- zullen verschroeien
- zullen verschroeien
o.v.t.t.
- zou verschroeien
- zou verschroeien
- zou verschroeien
- zouden verschroeien
- zouden verschroeien
- zouden verschroeien
diversen
- verschroei!
- verschroeit!
- verschroeid
- verschroeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze