Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- verplaatsen:
-
Wiktionary:
- verplaatsen → übertragen, [[sich übertragen]], [[sich fortpflanzen]], verschieben, umstellen, verrücken, verlagern, bewegen, erregen, erschüttern, rühren, ergreifen
Niederländisch
Detailübersetzungen für verplaatsen (Niederländisch) ins Deutsch
verplaatsen:
-
verplaatsen (disloqueren; verschuiven; verleggen; verschikken; verzetten; roeren; vervoeren)
verschieben; verlegen; verstellen; verrücken; verschleppen-
verschleppen Verb (verschleppe, verschleppst, verschleppt, verschleppte, verschlepptet, verschleppt)
-
verplaatsen (plaats maken; opschuiven; verzetten)
versetzen; verschieben; umstellen; verlegen; verstellen; rücken; zusammenrücken; sichversetzen; setzen; verrücken; einrücken; aufrücken; zur Seite rücken-
zusammenrücken Verb (rücke zusammen, rückst zusammen, rückt zusammen, rückte zusammen, rücktet zusammen, zusammengerückt)
-
sichversetzen Verb
-
zur Seite rücken Verb (rücke zur Seite, rückst zur Seite, rückt zur Seite, rückte zur Seite, rücktet zur Seite, zur Seite gerückt)
-
verplaatsen (verrijden)
wegbewegen-
wegbewegen Verb
-
-
verplaatsen (verwijderen; afnemen; ecarteren; weghalen; lichten; wegnemen; wegdoen; wegbrengen; afzonderen; vervreemden; wegwerken)
entfernen; wegtun; vertreiben; wegschaffen; beseitigen; fortschaffen; fortbringen-
wegschaffen Verb (schaffe weg, schaffst weg, schafft weg, schaffte weg, schafftet weg, weggeschafft)
-
fortschaffen Verb (schaffe fort, schaffst fort, schafft fort, schaffte fort, schafftet fort, fortgeschafft)
-
fortbringen Verb (bringe fort, bringst fort, bringt fort, brachte fort, brachtet fort, fortgebracht)
-
verplaatsen
Konjugationen für verplaatsen:
o.t.t.
- verplaats
- verplaatst
- verplaatst
- verplaatsen
- verplaatsen
- verplaatsen
o.v.t.
- verplaatste
- verplaatste
- verplaatste
- verplaatsten
- verplaatsten
- verplaatsten
v.t.t.
- heb verplaatst
- hebt verplaatst
- heeft verplaatst
- hebben verplaatst
- hebben verplaatst
- hebben verplaatst
v.v.t.
- had verplaatst
- had verplaatst
- had verplaatst
- hadden verplaatst
- hadden verplaatst
- hadden verplaatst
o.t.t.t.
- zal verplaatsen
- zult verplaatsen
- zal verplaatsen
- zullen verplaatsen
- zullen verplaatsen
- zullen verplaatsen
o.v.t.t.
- zou verplaatsen
- zou verplaatsen
- zou verplaatsen
- zouden verplaatsen
- zouden verplaatsen
- zouden verplaatsen
diversen
- verplaats!
- verplaatst!
- verplaatst
- verplaatsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verplaatsen:
Verwandte Definitionen für "verplaatsen":
Wiktionary Übersetzungen für verplaatsen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verplaatsen | → übertragen | ↔ transfer — to move or pass from one place, person or thing to another |
• verplaatsen | → [[sich übertragen]]; [[sich fortpflanzen]] | ↔ travel — to pass from here to there; to transmit |
• verplaatsen | → verschieben; umstellen; verrücken; verlagern | ↔ déplacer — Prendre quelque chose et le placer ailleurs. |
• verplaatsen | → bewegen; erregen; erschüttern; rühren; ergreifen | ↔ remuer — mouvoir, déplacer. |