Niederländisch
Detailübersetzungen für verboemelen (Niederländisch) ins Deutsch
verboemelen:
-
verboemelen (verbrassen; verspillen; verkwanselen; verkwisten; verkopen)
verschwenden; vergeuden; verprassen; vertun; wegschmeißen; verhunzen-
verschwenden Verb (verschwende, verschwendest, verschwendet, verschwendete, verschwendetet, verschwendet)
-
Konjugationen für verboemelen:
o.t.t.
- verboemel
- verboemelt
- verboemelt
- verboemelen
- verboemelen
- verboemelen
o.v.t.
- verboemelde
- verboemelde
- verboemelde
- verboemelden
- verboemelden
- verboemelden
v.t.t.
- heb verboemeld
- hebt verboemeld
- heeft verboemeld
- hebben verboemeld
- hebben verboemeld
- hebben verboemeld
v.v.t.
- had verboemeld
- had verboemeld
- had verboemeld
- hadden verboemeld
- hadden verboemeld
- hadden verboemeld
o.t.t.t.
- zal verboemelen
- zult verboemelen
- zal verboemelen
- zullen verboemelen
- zullen verboemelen
- zullen verboemelen
o.v.t.t.
- zou verboemelen
- zou verboemelen
- zou verboemelen
- zouden verboemelen
- zouden verboemelen
- zouden verboemelen
diversen
- verboemel!
- verboemelt!
- verboemeld
- verboemelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze