Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. uitknijpen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitknijpen (Niederländisch) ins Deutsch

uitknijpen:

uitknijpen Verb (knijp uit, knijpt uit, kneep uit, knepen uit, uitgeknepen)

  1. uitknijpen (leeghalen; plunderen; uitzuigen; uitpersen)
    plündern; ausnehmen; auspressen
    • plündern Verb (plündere, plünderst, plündert, plünderte, plündertet, geplündert)
    • ausnehmen Verb (nehme aus, nimmst aus, nimmt aus, nahm aus, nahmt aus, ausgenommen)
    • auspressen Verb (presse aus, presst aus, presste aus, presstet aus, ausgepreßt)
  2. uitknijpen (leegknijpen; uitdrukken)
    ausdrücken; ausquetschen; auspressen
    • ausdrücken Verb (drücke aus, drückst aus, drückt aus, drückte aus, drücktet aus, ausgedrückt)
    • auspressen Verb (presse aus, presst aus, presste aus, presstet aus, ausgepreßt)

Konjugationen für uitknijpen:

o.t.t.
  1. knijp uit
  2. knijpt uit
  3. knijpt uit
  4. knijpen uit
  5. knijpen uit
  6. knijpen uit
o.v.t.
  1. kneep uit
  2. kneep uit
  3. kneep uit
  4. knepen uit
  5. knepen uit
  6. knepen uit
v.t.t.
  1. heb uitgeknepen
  2. hebt uitgeknepen
  3. heeft uitgeknepen
  4. hebben uitgeknepen
  5. hebben uitgeknepen
  6. hebben uitgeknepen
v.v.t.
  1. had uitgeknepen
  2. had uitgeknepen
  3. had uitgeknepen
  4. hadden uitgeknepen
  5. hadden uitgeknepen
  6. hadden uitgeknepen
o.t.t.t.
  1. zal uitknijpen
  2. zult uitknijpen
  3. zal uitknijpen
  4. zullen uitknijpen
  5. zullen uitknijpen
  6. zullen uitknijpen
o.v.t.t.
  1. zou uitknijpen
  2. zou uitknijpen
  3. zou uitknijpen
  4. zouden uitknijpen
  5. zouden uitknijpen
  6. zouden uitknijpen
en verder
  1. ben uitgeknepen
  2. bent uitgeknepen
  3. is uitgeknepen
  4. zijn uitgeknepen
  5. zijn uitgeknepen
  6. zijn uitgeknepen
diversen
  1. knijp uit!
  2. knijpt uit!
  3. uitgeknepen
  4. uitknijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitknijpen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ausdrücken leegknijpen; uitdrukken; uitknijpen babbelen; formuleren; fraseren; in een formule brengen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; leegknijpen; persen; praten; snateren; spreken; tot uitdrukking brengen; uitbeelden; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; uitpersen; verbaliseren; verbeelden; verpersonificeren; vertolken; verwoorden; wauwelen; zwammen
ausnehmen leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen beroven; eruit nemen; kaken; ledigen; leeghalen; leegmaken; lenen; loshalen; naar buiten halen; ontdoen; ontlenen; uitbuiten; uithalen; uitklokken; uitsnijden; verneuken; vis kaken
auspressen leeghalen; leegknijpen; plunderen; uitdrukken; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen leegknijpen; persen; uitpersen
ausquetschen leegknijpen; uitdrukken; uitknijpen
plündern leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen beroven; leegplunderen; plunderen; roven; uitplunderen
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
auspressen uitgedrukt; uitgeknepen
ausquetschen uitgedrukt; uitgeknepen

Wiktionary Übersetzungen für uitknijpen:


Cross Translation:
FromToVia
uitknijpen ausdrücken; ausquetschen squeeze out — used other than as an idiom, to squeeze out