Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- tref:
- treffen:
-
Wiktionary:
- treffen → treffen
- treffen → Treffen
- treffen → Schlacht, Kampf, treffen, begegnen, Begegnung, Treffen, stoßen, schlagen, Sitzung, Besprechung, Versammlung, Beratung, Zusammenkunft, erlangen, erzielen, reichen, erreichen, einholen, heranreichen, sich erstrecken, erwirken, durchsetzen, Hieb, Schlag, Streich, klopfen, hauen, prügeln, ausklopfen, aufschlagen, aushämmern, schlagen gegen, prasseln gegen, peitschen gegen, gelangen, anlangen, ankommen, antreffen, finden, befinden, ermitteln
Niederländisch
Detailübersetzungen für tref (Niederländisch) ins Deutsch
tref:
-
de tref
Übersetzung Matrix für tref:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Glück | tref | bof; buitenkans; buitenkansje; euforie; fortuin; fortuintje; geluk; geluk hebbend; gelukje; gelukkig toeval; gelukkigheid; gelukzaligheid; heerlijkheid; heil; het gelukkig-zijn; mazzel; mazzeltje; meevaller; opsteker; succes; voordeel; voorspoed; voorspoedigheid; welbehagen; welslagen; welzijn |
Glücksfall | tref | buitenkans; buitenkansje; fortuin; fortuintje; geluk; gelukje; gelukkig toeval; gelukkigheid; gelukstreffer; het gelukkig-zijn; mazzel; mazzeltje; meevaller; opsteker; toevalstreffer; treffer; voordeel |
Treffer | tref | bestseller; doelpunt; gelukje; goal; hit; succes; successtuk; treffer |
unerwartetes Glück | tref | buitenkans; buitenkansje; gelukje; gelukkig toeval; gelukstreffer; mazzel; mazzeltje; meevaller; opsteker; toevalstreffer; treffer; voordeel |
Verwandte Wörter für "tref":
treffen:
-
treffen (ontroeren; raken)
-
treffen (raken; beroeren)
-
treffen (ontmoeten; tegenkomen)
-
treffen (beïnvloeden; raken)
-
treffen (terechtkomen; raken)
-
treffen (elkaar ontmoeten; afspreken; elkaar zien; samenkomen)
sich treffen-
sich treffen Verb
-
Konjugationen für treffen:
o.t.t.
- tref
- treft
- treft
- treffen
- treffen
- treffen
o.v.t.
- trof
- trof
- trof
- troffen
- troffen
- troffen
v.t.t.
- heb getroffen
- hebt getroffen
- heeft getroffen
- hebben getroffen
- hebben getroffen
- hebben getroffen
v.v.t.
- had getroffen
- had getroffen
- had getroffen
- hadden getroffen
- hadden getroffen
- hadden getroffen
o.t.t.t.
- zal treffen
- zult treffen
- zal treffen
- zullen treffen
- zullen treffen
- zullen treffen
o.v.t.t.
- zou treffen
- zou treffen
- zou treffen
- zouden treffen
- zouden treffen
- zouden treffen
en verder
- ben getroffen
- bent getroffen
- is getroffen
- zijn getroffen
- zijn getroffen
- zijn getroffen
diversen
- tref!
- treft!
- getroffen
- treffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het treffen (ontmoeting)
-
het treffen (raken)
Übersetzung Matrix für treffen:
Verwandte Wörter für "treffen":
Synonyms for "treffen":
Antonyme für "treffen":
Verwandte Definitionen für "treffen":
Wiktionary Übersetzungen für treffen:
treffen
Cross Translation:
verb
treffen
-
raak schieten
- treffen → treffen
noun
Cross Translation: